XI 1 en 2.
313
Oninbaar geleden belastingwelke alsnog is geïnd
Begroting Rekening
1948 memorie 1948 784,52
1949 - memorie 1949 -
1950 - memorie 1950 -
1951 - memorie
1952 - memorie
Daar niet bekend is, of ontvangsten op deze post zullen plaats hebben, wordt de post
voor memorie uitgetrokken.
315 Vervolgingskosten
Begroting Rekening
1948 800,— 1948 2.269,45
1949 - 1.000,— 1949 - 1.664,10
1950 - 1.500,— 1950 - 2.821,90
1951 - 1.500,—
1952 - 1.800,—
Gelet op de in de laatste jaren ontvangen bedragen wordt deze post op 1.800,— geraamd.
2. Algemene uitkeringen en bijdragen.
317
Uitkering uit het gemeentefonds, bedoeld in artikel 2,
1929, (S 388), sedert gewijzigd algemene uitkering
onder b, van de wet van 15 Juli
Begroting
1.441.065,12
1.745.306,05
1.758.906,17
1.853.200,—
2.068.185,—
1948
1949
1950
1948
1949 -
1950 -
1951 -
1952 -
Ter uitvoering van artikel 9 van het koninklijk besluit van 21 December 1948 tot vast
stelling van het financiële verhoudingsbesluit 1948 hebben gedeputeerde staten
van Friesland bij besluit van 19 April 1949, 3e afd. no. 27, het gemiddelde, bedoeld in
artikel 2, onder b, van de wet van 15 Juli 1929, (S 388), zoals deze is gewijzigd, (uitkering
per inwoner), vastgesteld op 18,67204.
Ingevolge rondschrijven van de minister van binnenlandse zaken van 20 September 1951,
no. U 4163, afd. Fin. (B.B.), kunnen de algemene en bijzondere uitkeringen voor 1952
voorshands worden geraamd op 135 van de basis-bedragen.
De raming van onderdeel a van dit volgnummer, gerekend naar een inwonertal op
1 Januari 1951 van 79134, kan worden gesteld op
79.134 x 1,35 x 18,67204 1.994.750,88
afgerond 1.994.750,
Op onderdeel b van dit volgnummer kan wegens na-uitkering over 1950
worden geraamd78.659 X 0,05 X ƒ18,67204 ƒ73.436,20
afgerond
Rekening
1.558.853,47
1.700.567,44
1.796.742,30
73.435,—
2.068.185,—
319 Uitkering uit het gemeentefonds, bedoeld in artikel 2, onder c, van de wet van 15 Juli 1929,
(S 3S8), sedert gewijzigd belasting-uitkering
Begroting Rekening
1948 127.500,— 1948 84.349,52
1949 - 176.120,— 1949 - 113.946,36
1950 - 169.250,— 1950 - 183.946,36
1951 - 152.500,—
1952 - 173.750,—
Overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 December 1948 tot
vaststelling van het financiële verhoudingsbesluit 1948, kan de uitkering uit het gemeente
fonds, bedoeld in art. 2, onder c, van de wet van 15 Juli 1929 (S 388), (belasting-uitkering)
worden geraamd als volgt:
44
XI 2, XII.
190 opcenten op de grondbelasting voor de gebouwde eigendommen416.000,
110 opcenten op de grondbelasting voor de ongebouwde eigendommen - 33.000,
150 opcenten op de personele belasting, t.w.
40 geraamde opbrengst 1951/1952 - 108.000,
60 °o geraamde opbrengst 1952/1953 - 162.000,
719.000,—
Krachtens artikel 17 van voormeld koninklijk besluit zal dit bedrag woiden
aangevuld tot 525.000,—
vermeerderd met 29420 (aantal inwoners boven de 50000) X 12,50- 367.750,
892.750,—
zodat de raming van onderdeel a van dit volgnummer is te stellen op
ƒ892.750,ƒ719.000,— ƒ173.750,—.
Onderdeel b van dit volgnummer wordt voor memorie uitgetrokken, aangezien thans
neg niet valt te zeggen of ter zake iets ontvangen zal worden.
321 Uitkering uit het gemeentefonds, bedoeld in artikel 2, onder d, van de wet van r 5 Juli 1929
(S 388), sedert gewijzigd (bijzondere uitkering)
Begroting Rekening
1948 426.400,— 1948 469.040,—
1949 511.680,— 1949 - 455.340,—
1950 - 399.000,— 1950 - 415.625,—
1951 - 415.625,—
1952 - 465.500,—
Blijkens brief van de minister van binnenlandse zaken van 1 Maart 1949, nr 23976,
Afd. B.B., Bur. Fin., is de bijzondere uitkering bepaald op 332.500,Krachtens het
hiervoor onder volgnummer 317 aangehaalde rondschrijven van de minister van binnen
landse zaken kan dit bedrag voor 1952 worden gesteld op 135 van het basisbedrag 1948,
zodat de raming van onderdeel a van dit volgnummer kan worden gesteld op 448.875,
Onderdeel b van dit volgnummer kan wegens na-uitkering over 1950 worden geraamd
op 5 van 332.500,— - 16.625.—
465.500,—
325 Bijdrage van hoofdstuk XL3 van de kapitaaldienst wegens beschikking over (een gedeelte
van) de algemene reserve tot het sluitend maken van de gewone dienst
Begroting Rekening
1952 661.210,—
Het begrotingstekort voor 1952 wordt begroot op ƒ661.210,Dit bedrag kan worden
gevonden uit de algemene reserve, ontstaan door overschotten van de diensten 1948, 1949
en 1950.
HOOFDSTUK XII.
Kasvoorzieningen.
327 Teruggave van het rijkBegroting Rekening
1948 250.000,— 1948 265.037,70
1949 250.000,— 1949 - 312.365,16
1950 - 250.000,— 1950 - 126.098,78
1951 - 250.000,—
1952 - 150.000,—
wegens bij voorschot verstrekte vergoedingen in zake dienstplicht100.000,
wegens bij voorschot gedane betalingen in zake onteigening ter bestrijding
van besmettelijke ziekten onder de mensen-
wegens bij voorschot gedane betalingen van allerlei aard- 50.000,
150.000,—
Zie volgno. 548.
a.
b.
45