ITO. 31.
DE RAAD DER GEI.IEEDTE LEEUÏÏARDEIT
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van
2 Januari 1953 (bijlage no. 5);
Gelet op artikel 280 van de Gemeentewet;
BESLUIT
vast te stellen de navolgende
VER ORDE ITI1TG op de heffing van
een straatbelasting.
Artikel 1.
In de gemeente Leeuwarden wordt tot het verkrijgen van een
billijke bijdrage in de kosten, ten laste van de gemeente komen
de, voor aanleg en. onderhoud van openbare land- en waterwegen in
de gemeente, voor hun verlichting en voor afvoer van water en
vuil, onder de naam van straatbelasting een belasting geheven
wegens
a. gebouwde eigendommen en daarbij behorende erven, die aan open
bare land- of waterwegen in de gemeente belenden of in de on
middellijke nabijheid daarvan gelegen zijn;
b. ongebouwde eigendommen, die aan deze wegen belenden of op de
ze wegen uitgang hebben.
Artikel 2.
1. Belastingplichtig is hij, die krachtens recht van bezit
of enig ander zakelijk recht het genot heeft van de eigendommen,als
bedoeld in artikel 1.
2. Als genothebbende wordt aangemerkt hij, die op 1 Januari
van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale leggers is
aangewezen, tenzij kan worden aangetoond, dat een misstelling
in die leggers heeft plaats gehad, of dat de voor de eerste
Januari plaats gehad hebbende veranderingen daarin nog niet
waren opgenomen, in welke gevallen met de gewijzigde toestand
rekening wordt gehouden. Zijn er ten aanzien van enig eigen
dom twee of meer genothebbenden, dan zijn allen hoofdelijk voor
het gehele bedrag van de aanslag aansprakelijk, met dien ver
stande, dat betaling door de een de aansprakelijkheid van de
ander of de anderen opheft.
3- Hieuw gebouwde eigendommen, welke eerst na de eerste Ja
nuari tot bewoning of gebruik geschikt worden en ongebouwde
eigendommen, welke eerst na de eerste Januari in het geval,
als bedoeld in artikel 1, onder b, komen te verkeren, zullen
voor de belasting van het lopende jaar niet in aanmerking wor
den genomen.
Artikel 3«
De straatbelasting wordt berekend naar de belastbare op
brengst van de percelen, aangewezen in de kadastrale leggers,
of, voor zoveel de belastbare opbrengst niet in die leggers is
opgenomen, naar het bedrag, waarop zij vanwege en op kosten van
de gemeente in verhouding tot de belastbare opbrengst van ande
re gelijksoortige percelen zal zijn geschat.
"Art.4"