Artikel 5.
Het bruggeld is niet verschuldigd:
a. voor vaartuigen, rechtstreeks in gebruik voor de gemeente
dienst
b. voor baggermachines en daarbij behorende vaartuigen voor het
vervoer van baggerspecie, welke bij de provincie Friesland
in gebruik zijn ten behoeve van het baggeren van vaarwaters
in de gemeente;
c. voor rijkspolitievaartuigen.
Artikel 6.
De inning van het bruggeld geschiedt door middel van gaarde-
ring, tenzij de raad besluit de inning door middel van verpach
ting te doen plaats hebben.
De namen der pachters worden door burgemeester en wethouders
openbaar bekend gemaakt
Artikel 7.
Het verschuldigde bruggeld moet door de belastingplichtigen
op de eerste mondelinge aanvrage van de gaarder of de pachter
aan deze worden voldaan.
Indien een belastingschuldige hierin nalatig is, geeft de
gaarder of de pachter daarvan terstond kennis aan de gemeente
ontvanger, ten einde de invordering te doen plaats hebben over
eenkomstig de artikelen 291 tot en met 294 der Gemeentewet.
Artikel 8.
In de instructie voor de gaarders wordt mede bepaald de wijze
waarop door hen verantwoording moet worden gedaan van het geïnde
bruggeld
Artikel 9.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1953, op welk
tijdstip vervalt de Verordening tot heffing van bruggeld, vastge
steld bij besluit van de raad dezer gemeente van 19 November 1947
(gemeenteblad 1948 no. 8), goedgekeurd bij Koninklijk Be
sluit van 31 Maart 1948, no. 13.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Verbouwing politiebureau.
Bijlage no. 90. Leeuwarden, 23 April 1953.
Aan de Gemeenteraad.
Toen na de oorlog de sterkte van het politiekorps in deze
gemeente in belangrijke mate werd uitgebreid, bleek de noodza
kelijkheid tot ingebruikneming van de naast het politiebureau
en boven de brandweergarage aanwezige woning voor het onder
brengen van verschillende takken van dienst van de politie,
omdat de bestaande ruimten daartoe geen gelegenheid meer boden.
Hoewel de inrichting van deze voormalige woning als bureau
ruimte uiteraard te wensen overlietwerden de administratie
de verkeersafdelingde vreemdelingendienst en de signalementen-
dienst aldaar gehuisvest.
De administratie werd ondergebracht in de aan de ^ijde van de
Nieuwestad gelegen twee woonkamers, die tot één vertrek werden
verbouwd. De hierdoor ontstane ruimte was evenwel niet groot ge
noeg om de gehele afdeling onder te brengen, waarom een gedeel
te daarvan noodgedwongen elders in het gebouw moest worden ge
plaatst. Deze oplossing blijkt echter in de praktijk grote be
zwaren op te leveren, vooral omdat het archief, waarin een
groot gedeelte van de lopende dossiers wegens plaatsgebrek is
ondergebracht, zich thans op de zolder bevindt.
De afdeling verkeer is op het ogenblik gehuisvest aan de
achterzijde van deze voormalige woning en wel de inspecteur
met een brigadier van die afdeling in het voormalige keukentje
en het overige personeel, ter sterkte van 8 man, in de daarnaast
gelegen kamer. In deze veel te kleine ruimten moeten alle werk
zaamheden (waaronder het verhoren van personen en het te woord
staan van een talrijk publiek) van deze belangrijke afdeling
worden verricht. In de praktijk brengt zulks grote moeilijkhe
den met zich mede en de werkzaamheden worden hierdoor ten zeer
ste belemmerd. Bovendien is het niet uitgesloten, dat tengevolge
van de verkeersintensiteit de personeelsbezetting van deze afde
ling in de naaste toekomst nog verder zal moeten worden uitge-
bre id
Yerder zijn in dit gedeelte van het gebouw nog gevestigd
de vreemdelingendienst en de signalementendienst. Deze zijn
ondergebracht in twee kleine slaapkamertjes op de zolderverdie
ping van de woning. De beschikbare ruimte is ook voor deze
diensten ten enenmale onvoldoende om de werkzaamheden naar be
horen te verrichten.
Uit het vorenstaande blijkt naar onze mening duidelijk,
dat de situatie, zoals deze op het ogenblik is, niet langer kan
worden gehandhaafd. Een en ander is niet bevorderlijk voor een
goede functionering van de politiedienst en geeft tot moeilijk
heden aanleiding, waardoor de goede gang van zaken bij het af
doen van de werkzaamheden wordt belemmerd. Het is dan ook naar
onze mening dringend noodzakelijk, dat in het gebouw voorzie
ningen worden getroffen, teneinde de onvoldoende huisvesting
op te heffen.
In verband hiermede hebben wij een onderzoek laten instellen
naar de mogelijkheid om tot uitbreiding van de bestaande kan
toorruimte te komen. Het onderzoek is aanleiding geweest om in
overleg met de commissaris van politie een plan tot verbouwing
en uitbreiding van de thans beschikbare ruimten op te stellen.
Een tekening hiervan ligt bij de stukken voor IJ ter inzage.
"Voor"