a. het reservefonds wordt beheerd door de vereniging op aan
wijzing van Burgemeester en Wethouders en is bestemd om te
voorzien in de dekking van tekorten op de exploitatie der
34 woningen, welke zich in enig jaar mochten voordoen en
van onvoorziene kapitaalsuitgaven;
b. over de reserve mag niet worden beschikt dan met toestem
ming van Burgemeester en Wethouders;
c. de vereniging kan worden verplicht deel te nemen in de
jaarlijkse stortingen tot ten hoogste 31/2 i° v&n de op het
tijdstip van storting geldende jaarhuur. Het bedrag dier
storting mag niet ten laste van de exploitatie van de 34
woningen worden gebracht. Burgemeester en Wethouders bepa
len nader het percentage van de deelneming;
d. de hierboven genoemde stortingen mogen achterwege blijven,
indien de reserve een omvang heeft bereikt gelijk aan vier
maal het bedrag van de jaarhuur der 34 woningen. De storting
wordt hervatzodra de reserve daalt beneden de in de vorige
volzin bedoelde omvang. Zolang de reserve de hiervoren ge
noemde omvang niet heeft bereiktworden overschotten op de
exploitatie van de 34 woningen aan de reserve toegevoegd.
V. De gemeente draagt in eigendom over aan de arbeiderswoning
bouwvereniging "Beter Wonen"onder nader door Burgemeester
en Wethouders te bepalen voorwaarden, het voor de bouw van
de 34 woningen benodigde bouwterrein tegen de prijs van
f. 61.281,- of zoveel meer of minder als de Minister van
Wederopbouw en Volkshuisvesting in aanmerking neemt voor de
berekening van de rijksbijdrage in het exploitatietekort
der woningen.
VI.Voor de bouw van de onder I genoemde étagewoningen onthef
fing te verlenen van het bepaalde in artikel 11, lid l,van
de bebouwingsvóorschriften behorende bij het uitbreidings
plan in onderdelen, vastgesteld bij besluit van 22 Febru
ari 1939, no. 35 R/16.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Bouw museumverbouwing gebouw Prinsentuin en vaststelling ver
ordening beheer Stads-of Prinsentuin,met de zich daarin bevin
dende gebouwen,en de Pier Pandertempel.
Bijlage nr. 99. Leeuwarden, 13 Mei 1953.
Aan de Gemeenteraad.
Op 6 September 1919 overleed te Rome de bekende Friese
beeldhouwer Pier Pander. Bij opening van het testament bleek,
dat Pier Pander tot zijn universeel erfgenaam had benoemd de
heer N.P. de Koo te Rotterdam onder oplegging van de verplich
ting,van zijn erfenis een museum te bouwen en in te richten,
waar zijn gipsen en marmers ondergebracht zouden worden.Boven
dien had Pier Pander op zijn sterfbed de wens uitgesproken,
dat het museum in de eerste plaats moest worden aangeboden aan
de gemeente Leeuwarden, de hoofdstad van de provincie, waarin
hij geboren was.
De heer De Koo aanvaardde de erfenis onder deze verplich
ting en bood het te bouwen museum op 24 Januari 1920 de gemeen
te Leeuwarden aan, onder voorwaarde, dat de gemeente het museum
na de voltooiing in beheer en onderhoud zou nemen en het mu
seum uitsluitend zou worden bestemd voor het onderbrengen van
werken van wijlen Pier Pander.
Op 20 Maart d.a.v. machtigde de raad burgemeester en wet
houders de schenking onder de gestelde voorwaarden te aanvaar
den en besloot hij de aanwijzing van de plaats, waar het muse
um zou worden gebouwd over te laten aan burgemeester en wet
houders Na langdurige onderhandelingen werd in 1923 met de
heer De Koo overeenstemming bereikt ^ver het terrein aan de Bo
terhoek ten noorden van de Oldehove als plaats voor het museum.
Verder bleek, dat Pier Pander het vruchtgebruik van het nage
laten kapitaal had gegeven aan zijn huishoudster, Mej. C. de
Kanter, zodat het niet mogelijk was direct tot museumbouw over
te gaan. In verband hiermede werd op 27 Juli 1925 met de heer
De Koo een overeenkomst gesloten, waarbij het volgende werd
vastgelegd
1. De gemeente verbindt zich t.z.t. in overleg met de heer De
Koo een perceel grond beschikbaar te stellen in de nabijheid
van de Pier Pandertempel voor het bouwen van een museum.
2. De heer De Koo verbindt zich op deze grond na het overlij
den van Mej. De Kanter zo spoedig mogelijk met de dan beschik
bare middelen een museum te bouwen, welk museum eigendom zal
worden van de gemeente Leeuwarden.
3. Zodra het museum voltooid is, zal de heer De Koo de door
Pier Pander nagelaten werken - ongeveer 150 reliefs en 50 beel
den, grotendeels in gips -, om niet en onherroepelijk in eigen
dom afstaan aan de gemeente.
4. De bouw van het museum zal geschieden onder architectuur van
de heer De Koo tegen de gebruikelijke beloningen.
5. De gemeente zal voor haar rekening zorgdragen voor het beheer
en het onderhoud van het museum,
6. Het museum zal alleen worden bestemd voor het onderbrengen
van werken van Pier Pander.
Op 11 Mei 1935 overleed mej. C. de Kanter. Teneinde te ko
men tot uitvoering van bovengenoemde overeenkomstwerd verder
met de heer De Koo onderhandeld. Inmiddels waren de economische
omstandigheden sterk gewijzigd, evenals de opvattingen omtrent
museumbouw en -inrichting, waardoor de uitvoering werd vertraagd
"Het"