Gemeenschappelijke regeling ziektekostenvoorziening ten behoeve van ambtenaren in dienst der gemeenten in de provincie Friesland. a. b. c. d. Hoofdstuk I Algemene Bepalingen. Artikel 1. Deze regeling verstaat onder: instituut: het door de gemeenten in de provincie Friesland in samenwerking opgerichte en te Leeuwarden gevestigde rechts persoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd Instituut Ziekte kostenvoorziening Ambtenaren (I.Z.A.) ten behoeve van het per soneel in dienst der gemeenten in Friesland gemeente: een gemeente, welke tot deze gemeenschappelijke re geling is toegetreden; bestuur: het bestuur van het instituut; deelnemers le. de ambtenaren in vaste of tijdelijke dienst, die een hoofd betrekking ring vans bekleden in dienst der gemeente, met uitzonde- I. de ambtenaren van politie in de zin van het Besluit Ge neeskundige Verzorging Politie; II. het onderwijzend personeel, zulks onverminderd het be paalde in artikel 3, eerste lid, onder d; III. ambtenaren, aan wie als emolument verbonden aan hun be trekking kosteloze geneeskundige verzorging toekomt, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 3, eerste lid onder e IV. ambtenaren, die door burgemeester en wethouders der ge meente op grond van gewetensbezwaren van de verplich ting tot aansluiting bij deze voorziening zijn of wor den ontheven; 2e. de personen, die de dienst der gemeente in het genot van pensioen, wachtgeld of uitkering hebben verlaten, indien zij op de dag, onmiddellijk voorafgaande aan hun ontslag, deelnemer in het instituut waren, en binnen een maand na dat tijdstip schriftelijk aan de secretaris van het insti tuut mededelen, dat zij, onder volledige aanvaarding van deze regeling, deelnemer wensen te blijven; 3e. de voor vyeduwenpensioen in aanmerking komende weduwen van de hiervóór sub 1 en 2 vermelde deelnemers, mits zij bin nen een maand na het overlijden van haar echtgenoot schrif telijk aan de secretaris van het instituut mededelen, dat zij, onder volledige aanvaarding van deze regeling, deel nemer wensen te worden; 4e. personen toegelaten overeenkomstig artikel 3, eerste lid; e. gezinsleden: le. de echtgenoot, indien deze met de deelnemer samenwoont dan wel de wil heeft met deze samen te wonen; 2e. de kinderen van de deelnemer beneden de leeftijd van 21 jaren, voor zover die te zijnen laste komen, en ook boven die leeftijd, indien zij door ziekten of gebreken_naar het oordeel van het bestuur duurzaam ongeschikt zijn om in hun levensonderhoud te voorzien; 3e. de meerderjarige dochter, de moeder, de schoonmoeder, de zuster of de schoonzuster van de deelnemer, welke bij ontstentenis van de echtgenote inwonend en zonder vergoe ding de huishouding bestuurt. Hiet" V._ Xt'

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1953 | | pagina 162