Prae-advies voorstel mevrJ.C .Ivf .Hei jmei jer-Cr oon en de heren
G.A.Kamstra en A.Witteveen tot wijziging v.h.Reglement v.Orde
Bijlage no. 9. Leeuwarden, 2 Januari 1 953
Aan de Gemeenteraad.
In Uw vergadering van 20 Hei j.l. stelden mevrouw J.C.35.
Heijmeijer-Croon en de heren G.A.Kamstra en A.Witteveen voor
in het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad
een nieuw artikel in te voegen, luidende als volgt:
"Be eerste vergadering van ieder kwartaal wordt na af
handeling van de agenda gelegenheid gegeven tot het stellen
van vragen aan burgemeester en wethouders over zaken betref
fende gemeentelijk belang. Be vragen worden dadelijk of even
tueel op de volgende raadsvergadering beantwoord."
Haar aanleiding van dit voorstel delen wij U het volgen
de mede.
"Volgens artikel 216 der Gemeentewet zijn burgemeester en
wethouders verantwoording schuldig aan de raad voor het door
hen gevoerde bestuur van de huishouding der gemeente en geven
zij te dien aanzien alle verlangde inlichtingen. In artikel
65 van het Reglement van Orde wordt dit nader geregeld en is
bepaald, dat een verzoek tot het houden van een interpellatie
spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste zes dagen voor
de vergadering moet worden ingediend.
Haast dit recht, dat aan de raad in zijn geheel toekomt,
is op 24 Pebruari 1925 het zogenaamde vragenrecht ingesteld
(art. 64 R.v.O.). Hierbij is aan ieder lid van de raad de be
voegdheid toegekend burgemeester en wethouders schriftelijk
vragen te stellen met betrekking tot het door hen gevoerde da
gelijks bestuur; deze vragen worden schriftelijk beantwoord,
aan alle leden van de raad toegezonden en daarna met het ant
woord openbaar gemaakt. Be bedoeling was toentertijd het mon
deling stellen van vragen -het houden van interpellaties
derhalve- te beperken tot de werkelijk belangrijke zaken en
het weren van minder belangrijke zaken, die zich niet lenen
voor behandeling in de raad. In de toelichting op deze wijzi
ging werd dan ook onder andere vermeld, dat een groot aantal
verzoeken, die burgemeester en wethouders bereiken om een in
terpellatie te mogen houden, alleen betreffen het eenvoudig
vragen van inlichtingen, voor de behandeling waarvan het niet
nodig is tijd van de openbare vergadering in beslag te nemen
en ten aanzien waarvan het voldoende is de leden met het ant
woord schriftelijk in kennis te stellen.
Beze overwegingen zijn naar onze mening ook thans neg
volkomen juist. Voor een gemeente van de omvang van Leeuwar
den achten wij de methode tot het verkrijgen van inlichtingen
zoals deze in het Reglement van Orde is neergelegd, de aange
wezene, en het komt ons dan ook onnodig voor hieraan de door
de voorstellers verlangde uitbreiding te geven.
Be behoefte aan deze uitbreiding is naar onze mening bo
vendien in de practijk allerminst gebleken. Gedurende de laat
ste zeven jaar werden slechts zes maal schriftelijke vragen
gesteld, terwijl van de mogelijkheid tot het houden van een
Interpellatie zeer suoradisch gebruik wordt gemaakt.
Op grond van het bovenstaande geven wij U dan ook in
overweging het ingediende voorstel niet aan te nemen.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Heulen, Burgemeester.
T.Bakker, Secretaris.
Verzonden 3 Januari 1953