No. 9826.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
17 September 1953 (bijlage no. 199);
BESLUIT
I. ten behoeve van het bouwen van een transformatorstation
wordt het erfpachtsrechtkrachtens raadsbesluiten van 24 Sep
tember 1952, no. 10920,en 5 November 1952, no, 13022, ver
leend aan H.J. Visser, Goudsbloemstraat 9, alhier, voor een
gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwar
den, sectie G, no, 14045, welk gedeelte een oppervlakte heeft
van plm. 28 m2 en op de bij dit besluit behorende tekening
roodomlijnd is aangeduid, te rekenen met ingang van 1 Januari
1953 beëindigd en wel onder de volgende voorwaarden:
1. de juiste begrenzing van het betreffende perceelsgedeelte
wordt door de dienst der gemeentewerken ter plaatse uitge
zet
2. de juiste oppervlakte van het betreffende perceelsgedeelte
wordt door de landmeter van het kadaster bepaald;
3. alle kosten, waaronder die van het opmeten door de landmeter
van het kadaster en die van het opmaken van een notariële
akte, komen voor rekening \an de gemeente Leeuwarden;
II. het raadsbesluit van 24 September 1952, no. 10920, tot het
afstaan in erfpacht van een perceel bouwterrein, gelegen tus
sen de Berken- en de Cederstraat, aan H.J, Visser, Goudsbloem
straat 9, alhier, wordt aangevuld met de volgende voorwaarde:
"6. de erfpachter moet gedogen, dat de gemeente Leeuwarden het
padlopende vanaf de Cederstraat tussen de twee bouwblokken
door naar het daarachter gebouwde transformatorstation, ge
bruikt voor het leggen, opnemen of onderhouden van kabels
ten behoeve van de gemeente-lichtbedrijven; in of op dit
pad mag geen beplanting of enig obstakel worden aangebracht,
waardoor het gebruik van het pad als voet- en kruipad en
voor graafwerk bij het leggen, opnemen of onderhouden van
kabels zou kunnen worden belemmerd".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Overnemen opstallen veilingterrein en verhuur van deze opstal
len aan Chr.Rrins, te Utrecht.
Bijlage no. 200. Leeuwarden, 18 September 1953.
Aan de Gemeenteraad.
De Coöperatieve veiling "De Tuinbouw" G.A.alhier,welke
thans nog is gehuisvest op het aan de gemeente in eigendom toe
behorende terrein, gelegen ten oosten van de Schrans, onmiddel
lijk ten zuiden van de spoorlijn Leeuwarden-Groningenzal bin
nen afzienbare tijd de op een ten noorden van de Huizumerlaan
gelegen terrein in aanbouw zijnde veilinggebouwen kunnen betrek
ken. Dit brengt mede, dat de aa genoemde vereniging toebeho
rende opstallen op het terrein ten oosten van de Schrans hun
bestemming als veilinggebouwen zullen verliezen. Voor een om
schrijving van deze opstallen mogen wij U kortheidshalve verwij
zen naar het hierbij gevoegde ontwerp-besluit
Genoemde vereniging heeft ons laten weten, dat zij bereid
is de bedoelde opstallen aan de gemeente over te dragen. Wij me
nen, dat het voor zich behouden van de onderhavige goederen
voor de gemeente van belang is te achten en wel op de volgende
gronden.
Een gedeelte van het gebouw Herestraat 13-15, alhier, is
nog steeds in gebruik bij de heer C.Prins, te Utrecht, die in
dat gedeelte een fabriek voor gestoffeerde meubelen heeft ge
vestigd. In de overige vertrekken van dit gebouw is het Eries
Natuurhistorisch Museum ondergebracht. Zoals U waarschijnlijk
bekend zal zijn, is de thans voor dit museum beschikbare ruimte
in dit pand veel te beperkt, waarom wij hebben gemeend te moeten
bevorderen, dat het als meubelfabriek in gebruik zijnde gedeelte
t.z.t. eveneens aan het Fries Natuurhistorisch Museum kan worden
verhuurd. Zulks eist, dat de meubelfabriek elders wordt onderge
bracht. Besprekingen met de eigenaar hiervan wijzen uit, dat
deze er voor voelt zijn bedrijf voort te zetten in de opstallen,
staande op het eerstbedoelde vei ling terrein, mede in verband met
het feit, dat aldaar een noodzakelijk geworden uitbreiding van
de fabriek kan worden verwezenlijkt. Met het tot stand komen van
een oplossing als hiervoren geschetst zullen derhalve ook de be
langen der industrie zijn gediend. Bovendien zijn de bedoelde
opstallen ten opzichte van het bedrijf der gemeentereiniging
zeer gunstig gelegen, zodat ook reeds daarom het bezit van deze
goederen voor de gemeente van belang zou zijn.
Wij hebben in verband met het vorenstaande met het veiling-
bestuur onderhandeld over de overneming van de betreffende op
stallen. Uiteindelijk hebben wij gemeend, dat een vergoeding tot
een totaal bedrag van f. 25.000,- billijk en voor de gemeente
aanvaardbaar moet werden geacht. Het veilingbest uur heeft, blij
kens het bij de stukken ter inzage gelegde schrijven van 26 Au
gustus j.l., verklaard zich met dat bedrag te kunnen verenigen.
De onderhandelingen met de heer Prins, voornoemd, hebben
tot resultaat gehad, dat laatstgenoemde zich bij schrijven van
15 September j.l. bereid heeft verklaard de opstallen van de ge
meente, na het van gemeentewege aanbrengen van enige noodzakelij
ke wijzigingen in het hoofdgebouw, te huren voor een tijdvak van
tien jaren, tegen een huursom van f. 65,50 per week. Dit bedrag
hebben wij bepaald met inachtneming van de jaarlijkse lasten,
welke voor de gemeente aan rente en aflossing voortvloeien uit
de hiervoren bedoelde transacties. Hierbij dient te worden opge
merkt, dat de datum van ingang van de huurovereenkomst thans nog
nie t"