Beschikbaarstelling gelden voor aanschaffing leermiddelen voor de school voor g.l.o. aan de Beukenstraat. Bijlage no. 234Leeuwarden, 20 November 1953- Aan de Gemeenteraad. Van het bestuur der Ned. Hervormde Schoolvereniging, alhier, is een verzoek ingekomen om overeenkomstig het bepaalde in arti kel 72 der Lager-onderwijswet 1920 gelden uit de gemeentekas te mogen ontvangen voor de aanschaffing van leermiddelen voor het 7e en 8e leerjaar van de school voor gewoon lager onderwijs aan de Beukenstraat. Te Uwer oriëntering delen wij U het volgende mede. Bij Uw besluit van 25 April 1951, no. 2526, is aan het bovenbedoelde schoolbestuur medewerking verleend voor de bouw van een zesklassige school voor gewoon lager onderwijs. Bij het bepalen van het aantal leslokalen ging het bestuur uit van een school met zes achtereenvolgende leerjaren en wel op grond van het bepaalde bij artikel 3, tweede lid, der Lager-onderwijswet 1920. Naderhand is het leerprogramma van deze school met een 7e en 8e leerjaar uitgebreid, in verband met een in 1950 in de wet opgenomen overgangsbepaling, volgens welke bepaling (artikel 20 bis der wet van 19 Januari 1950) het gewoon lager onderwijs tot een bij de wet te bepalen tijdstip wordt gegeven in scholen met acht achtereenvolgende leerjaren. Aangezien het aantal leer lingen van het 6e leerjaar slechts 22 bedroeg en er dus in het lokaal, waarin dit leerjaar is gevestigd nog plaatsruimte was, is het 7e en 8e leerjaar met respectievelijk 13 en 2 leerlingen in dit lokaal opgenomen. Men wenste blijkbaar geen gebruik te maken van de mogelijkheid ontheffing te vragen voor het hebben van een school met zes achtereenvolgende leerjaren, waar alle aanleiding voor was, nu de gelegenheid om aansluitend lager onderwijs te ontvangen voor het 7e en 8e leerjaar in beide andere scholen van de vereniging in voldoende mate bestond. Nu het schoolbestuur echter geen ontheffing heeft gevraagd van het bepaalde in het hiervoren aangehaalde artikel 20 bis, is volgens ons oordeel op formele gronden het gemeentebestuur gehouden gelden te verstrekken voor de eerste inrichting van het 7e en 8e leerjaar. Wij menen dan ook, dat, aangezien overigens geen der wei- geringsgrondenals bedoeld in artikel 75, tweede lid, der wet aanwezig is, de gemeente in het onderhavige geval de gevraagde medewerking behoort te verlenen. Wij geven U derhalve in overweging te besluiten overeen komstig het hierna volgende ontwerp. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meulen, Burgemeester. T. Bakker, Secretaris. Verzonden 21 November 1953.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1953 | | pagina 348