Artikel 22.
1. Het bepaalde in artikel 21 is eerst van toepassing nadat
de ambtenaar als militair een werkelijke dienst van twaalf maan
den of, indien hij een eerste oefening van kortere duur had te
vervullen, de eerste oefening heeft volbracht.
2. De ambtenaar, die ingevolge een wettelijke verplichting
voor eerste oefening als militair in werkelijke dienst is, ge
niet gedurende de in het eerste lid bedoelde twaalf maanden of,
indien de eerste oefening van kortere duur is, gedurende deze
eerste oefening, de aan zijn ambt verbonden bezoldiging tot een
bedrag, hetwelk gelijk is aan het op hem te verhalen gedeelte
van de pensioensbijdragen.
3' Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet:
a. ten aanzien van de buitengewone dienstplichtigen, die eerst
in werkelijke dienst behoeven te komen na het jaar der lich
ting, waartoe zij behoren of naar hun leeftijd gerekend kun
nen worden te behoren;
b. ten aanzien van ambtenaren,behorende tot degenen, op wie het
bepaalde in de artikelen 20 en 21 van overeenkomstige toepas
sing is verklaard, indien en voor zover Burgemeester en Wet
houders zulks besluiten.
4- Indien de ambtenaar bij opkomst in militaire dienst vol
doet aan de voorwaarde, gesteld in het eerste lid, dan wel in
dien ingevolge het derde lid bij opkomst in militaire dienst de
ze voorwaarde niet voor hem geldt, geniet hij in afwijking van
het bepaalde in artikel 21 gedurende veertien dagen na zijn op
komst de volle aan zijn ambt verbonden bezoldiging.
Artikel 23.
1. De ambtenaar, die voor een herhalingsoefening als militair
in werkelijke dienst is, geniet gedurende veertien dagen na zijn
opkomst in militaire dienst de volle aan zijn ambt verbonden be
zoldiging. Daarna wordt de militaire beloning in mindering ge
bracht op de aan zijn ambt verbonden bezoldiging. Het bepaalde
in de leden 2, 4 en 5 van artikel 21 is van toepassing.
2. Als herhalingsoefening wordt beschouwd de dienst, die voor
de toepassing van het Algemeen Rijksambtenarenreglement als zo
danig wordt aangemerkt.
3- Voor de toepassing of voortgezette toepassing van het eer
ste lid worden met inachtneming van hetgeen daaromtrent is be
paald in de Dienstplichtwet, in de wet voor de Koninklijke Marine
reserve 1924, Staatsblad 369, of in de wet voor het reserve-
personeel der landmacht 1905 en onverminderd het bepaalde in ar
tikel 100 van dit reglement met herhalingsoefeningen gelijk ge
steld s
a. het in dienst komen dan wel het in aansluiting aan een herha
lingsoefening langer in dienst blijven voor een onderzoek om
trent een strafbaar feit of een krijgstuchtelijk vergrijp,
waarvan de militair verdacht of beklaagd wordt;
b. het in dienst komen dan wel het in aansluiting aan een herha
lingsoefening langer in dienst blijven ten einde rekening en
verantwoording af te leggen van gevoerd beheer;
c. het in aansluiting aan een herhalingsoefening langer in dienst
blijven wegens
1. ziekte;
2. het niet tijdig bereiken van de vereiste graad van geoefend
heid als gevolg van ziekte;
3. het heersen of geheerst hebben van een besmettelijke ziekte
d. het in dienst komen om gehoord te worden omtrent een bij de
Kroon of bij de Ministers van Marine of van Oorlog ingediend
bezwaarschrift.
Artikel 23a.
Indien de ambtenaar, als militair in werkelijke dienst
zijnde, overlijdt, wordt de uitkering, bedoeld in artikel 113,
verminderd met het bedrag van de overeenkomstige uitkering,
welke uit hoofde van de militaire dienst ter zake van dit over
lijden wordt gedaan.
Artikel 23b.
1. Het bepaalde in de artikelen 20 tot en met 23a is van
overeenkomstige toepassing ten aanzien vans
a. de ambtenaar, die is tewerkgesteld in de zin van artikel 3,
eerste lid, onder b, van de wet van 13 Juli 1923, Staatsblad
357;
b. de ambtenaar, die in werkelijke dienst is op grond van een
verbintenis bij de nationale reserve of de reserve-grensbewa
king
c. de ambtenaar, die overeenkomstig het bepaalde in de artikelen
3 en 31 der Dienstplichtwet een vrijwillige verbintenis sluit
dan wel vrijwillig in militaire dienst blijft of opkomt;
d. de ambtenaar, die als militair in werkelijke dienst is op grond
van een verbintenis bij de Koninklijke Marine-reserve of bij
het reservepersoneel der Koninklijke landmacht;
e. de ambtenaar, die op grond van een andere bijzondere verbinte
nis in werkelijke militaire of daarmede gelijk te stellen
dienst is, ter zake waarvan Burgemeester en Y/ethouders zulks
hebben bepaald.
2. Met betrekking tot de uitvoering van het eerste lid kunnen
Burgemeester en Wethouders nadere regelen stellen.
Artikel 23c.
Op de ambtenaar, die in tijdelijke dienst is aangesteld,
zijn de bepalingen, vervat in de artikelen 2 0 tot en met 23b,
slechts van toepassing tot en met de dag, waarop de burgerlijke
betrekking zou zijn beëindigd, indien hij daaraan niet door de
militaire dienst zou zijn onttrokken.
Artikel II.
Overgangsbepaling.
De ambtenaar, die op de datum van inwerkingtreding van deze
verordening als militair in werkelijke dienst is en op grond van
de voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening gel
dende bepalingen hogere aanspraken zou hebben gehad, blijft ui
terlijk nog gedurende een maand, indien de bezoldiging per maand
wordt uitbetaald, onderscheidenlijk nog gedurende vier volle
loonweken, indien de bezoldiging of het loon per week wordt uit
betaald, deze hogere aanspraken behouden.
Artikel III.
Deze verordening treedt in werking op 1 Maart 1953*
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.