Artikel 11. (1) Ontheffing van schoolgeld wordt verleend bij het tussen tijds verlaten van de school over zoveel volle maanden als er nog in het schoolgeld jaar overblijven, tenzij over de maand, waarin de leerling de school verlaat, schoolgeld voor een ande re school verschuldigd wordt, in welk geval mede over deze maand ontheffing wordt verleend. (2) Indien de leerling wegens ziekte de school gedurende lan ger dan drie maanden achtereen niet heeft kunnen bezoeken, wordt ontheffing van schoolgeld verleend over zoveel volle maanden, als de school niet is bezocht. (3) Indien de leerling wegens het sluiten der school haar ge durende langer dan een maand achtereen niet heeft kunnen bezoe ken, zonder dat op andere wijze in het geven van onderwijs is voorzien, wordt ambtshalve ontheffing van schoolgeld verleend, over zoveel volle maanden als de school gesloten is geweest. Artikel 12. (1) Het verlenen van ontheffing geschiedt door de controleur der gemeentebelastingen. (2) De aanvragen om ontheffing, bedoeld in artikel 11, eer ste lid, moeten worden ingediend binnen twee maanden, die, be doeld in het tweede lid, binnen vier maanden, nadat de leerling het schoolbezoek heeft gestaakt. Artikel 13. (1) Het hoofd van de school zendt veertien dagen na de aan vang van het schoolgeld jaar aan de controleur der gemeentebelas tingen een lijst van de schoolgaande leerlingen, tevens vermel dende de namen van de ouders of verzorgers en hun adressen. (2) Yan de toelating van nieuwe leerlingen of het vertrek van leerlingen in de loop van het schoolgeld jaar wordt onmiddel lijk aan de controleur der gemeentebelastingen mededeling gedaan. Artikel 14 (1) Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de in artikel 1^,be- doelde opgaven maakt de controleur der gemeentebelastingen één of meer lijsten van aanslagen volgens de schoolgeldregeling op, welke ter invordering worden toegezonden aan de gemeente-ontvanger. (2) Het schoolgeld wordt door middel van een gedagtekend aan slagbiljet ingevorderd. Artikel 15. (1) Het schoolgeld is verschuldigd in zovele gelijke termijnen, als er na de maand, vermeld in de dagtekening van het uit te rei ken aanslagbiljet, nog maanden van het schoolgeldjaar overblij ven. Op de laatste dag van elk dier maanden vervalt een termijn. (2) Vermeldt de dagtekening van het aanslagbiljet een latere maand dan de zevende van het schoolgeld jaardan is de aanslag invorderbaar in vijf gelijke termijnen, waarvan de eerste ver valt op de laatste dag van de maand, volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede een maand later, en zo vervolgens. Artikel 16. Het schoolgeld is dadelijk invorderbaar, wanneer de aangesla gene in staat van faillissement is verklaard of op zijn roeren de of onroerende goederen executoriaal beslag is gelegd. "Art. 17" Artikel 17. Op de invordering van het schoolgeld zijn voorts de artike len 291 tot en met 295 der gemeentewet van toepassing. Artikel 18. Voor de toepassing van de artikelen 299 en 300 der gemeente wet treedt in de plaats van de raad of van de burgemeester de controleur der gemeentebelastingen. Artikel 19. Indien een aanslag tot een te laag bedrag is opgelegd, wordt het te weinig geheven bedrag nagevorderd, zolang niet vijf ja ren zijn verstreken, sedert het einde van het schoolgeldjaar. Artikel 2 0. (1) Onjuist vastgestelde aanslagen kunnen binnen vijf jaar na afloop van het schoolgeld jaar ambtshalve worden verlaagd. (2) Indien de schoolgeldplichtige niet anders dan met buiten gewoon bezwaar in staat is de aanslag in het schoolgeld te vol doen, kan het schoolgeld op zijn verzoek geheel of gedeeltelijk door burgemeester en wethouders worden afgeschreven. Artikel 21. (1) In afwijking van het daaromtrent hiervoor bepaalde, is, behoudens onvermogen, voor leerlingen van de openbare school voor schipperskinderen, die niet geregeld de school bezoeken, een schoolgeld verschuldigd van f. 0,10 per week, bij vooruit betaling te voldoen aan het hoofd der school, die dit op de wij ze, door burgemeester en wethouders te bepalen, aan de gemeente ontvanger afdraagt. (2) Als onvermogend worden aangemerkt zij, die door een ver klaring van de burgemeester hunner woonplaats of verblijfplaats van hun onvermogen doen blijken. Artikel 22. (1) Deze verordening vindt, met inachtneming van het bepaal de in het tweede lid, voor het eerst toepassing voor het school geldjaar 1950/1951. (2) Over het schoolgeldjaar 1950/1951 blijft het bepaalde in artikel 8 buiten toepassing. (3) Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die, waarop de Koninklijke goedkeuring van deze ver ordening ter kennis van burgemeester en wethouders is gekomen. (4) Alsdan vervalt de verordening tot heffing van schoolgeld voor het onderwijs aan de school voor buitengewoon lager onder wijs, vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 21 Juni 1945 (gemeenteblad 1946, no. 8), behalve voor zo veel betreft de aan het schoolgeldjaar 1950/1951 voorafgaande schoolgeld jaren. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1953 | | pagina 63