jll
1
-4 V i'
5
Vaststellen getal wekelijkse lesuren vakonderwopenbscholen v.
v.g.l.o. en u.l.o. en toekennen voorschotten bijz.scholen voor
g.l.o. en u.l.o., beide voor 1953 -
Bijlage no.39. Leeuwarden, 19 Februari 1953.
Aan de Gemeenteraad
Ingevolge artikel 101 bis, 1e lid, der Lager-onderwijswet
1920 bepaalt de gemeenteraad, die ten behoeve van een of meer
openbare scholen onderscheidenlijk voor gewoon, voortgezet ge
woon en uitgebreid lager onderwijs, vakonderwijzers heeft aan
gesteld, vóór 1 Maart van elk jaar voor elke daarvoor in aan
merking komende soort van scholen het getal wekelijkse lesuren,
gedurende hetwelk vakonderwijs zal worden gegeven. Lit getal
wordt berekend door deling van het totaal getal per week te ge
ven uren vakonderwijs door het volgens artikel. 28 der wet ver
plichte aantal onderwijzers aan die scholen.
Aan de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs wordt
geen vakonderwijs gegeven.
Het totaal per week te geven uren vakonderwijs aan de drie
gemeentelijke scholen voor voortgezet gewoon lager onderwijs
bedraagt vanaf 1 Januari 1 953 1 08, terwijl het" aantal verplich-
te leerkrachten aan die scholen samen 20 is, zodat het aantal
wekelijkse lesuren op 1 08 20 is 5 2/5 moet worden bepaald.
Voor het uitgebreid lager onderwijs bedraagt het totaal
aantal per week te geven uren vakonderwijs vanaf 1 Januari 1953
124 7/1 2, terwijl het aantal verplichte leerkrachten aan de drie
openbare scholen voor uitgebreid lager onderwijs samen 31 is,
zodat hiervoor het aantal wekelijkse lesuren op 124 7/12 31
is 4 7/372 dient te worden bepaald.
De besturen van de in de gemeente gevestigde gelijksoortige
bijzondere scholen kunnen voor 1953 voor beloning van hun vak
leerkrachten aanspraak maken op een vergoeding uit de gemeente
kas, welke wordt bepaald met inachtneming van de bovenbedoelde
getallen wekelijkse lesuren, vermenigvuldigd met het getal ver
plichte leerkrachten aan hun scholen en een beloning tot een be
drag, waarop de vakonderwijzers aanspraak zouden hebben gemaakt,
indien zij in dienst der gemeente waren geweest.
Op grond van het bepaalde in artikel 101 bis, 4e lid, der
wet vergoedt de gemeente, indien zij aan geen enkele openbare
school voor gewoon lager onderwijs vakonderwijzers heeft aange
steld, aan de besturen van gelijksoortige bijzondere scholen de
beloningen van de aan die scholen verbonden vakleerkrachten. In
dien U evenwel van oordeel mocht zijn, dat deze kosten zonder
noodzaak zijn gemaakt of hoger zijn dan noodzakelijk is, kan de
aanvrage dezer vergoeding bij een met redenen omkleed besluit
geheel of gedeeltelijk worden afgewezen.
De aanstelling van vakleerkrachten bij hes bijzonder gewoon
lager onderwijs achten wij als regel niet noodzakelijk. Voor de
klassen 7 en 8, mits geplaatst in een of meer afzonderlijke lo
kalen en tezamen minstens 20 leerlingen tellend, menen wij ech
ter een uitzondering te moeten maken. Genoemde voorwaarden zijn
ontleend aan artikel 101, jo. artikel 55bis, 4e lid, der wet/
alwaar zij beslissend zijn voor de beantwoording van de vraag,
of het 7e en 8e leerjaar, met betrekking tot de zogenaamde ex
ploitatievergoeding, al dan niet als voortg'ezet gewoon lager on
derwijs moeten worden aangemerkt.
Aangezien de gemeente het 7e en 8e leerjaar -met uitzonde
ring van die der dorpsscholen- in afzonderlijke scholen heeft
ondergebracht en het onderwijs op deze scholen als voortgezet
gewoon lager onderwijs wordt beschouwd, terwijl geen bijzonder
"voort-"