Vaststellen vergoedingen en voor vergoeding in aanmerking
komende uitgaven der bijzondere scholen voor g.l.o. en u.l.o.
over de periode 1948 t/m 1952.
Bijlage no. 78. Leeuwarden, 24 Maart 1955*
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge het bepaalde in artikel 103, derde lid, der
lager-onderwijswet 1920 stelt de gemeenteraad om de vijf jaren
vast het totaal van de aan de bijzondere schoolbesturen uitge
keerde vergoedingen ex artikel 101 dier wet en dat van de voor
vergoeding in aanmerking komende uitgaven dezer besturen.
Aangezien zulks voor de laatste maal heeft plaats gehad
over de periode 1943 tot en met 1947» dient thans tot vaststel
ling van bedoelde bedragen over het tijdvak van 1948 tot en
met 1952 te worden overgegaan.
Indien het bedrag van de vergoedingen hoger is dan dat
der uitgaven, stelt de raad het verschil vast, hetwelk door de
schoolbesturen onverwijld in de gemeentekas moet worden gestort
Voor het geval de voor vergoeding in aanmerking komende uitgave
de vergoedingen overschrijden, stelt de raad het bedrag vast,
hetwelk mag worden bestreden uit de vergoedingen over het vol
gend en het daarop volgend vijfjarig tijdvak, per leerling even
wel beperkt tot ten hoogste het bedrag der overschrijding bij
het openbaar onderwijs.
In het vijfjaarlijks tijdvak van 1948 tot en met 1952 is
voor het openbaar gewoon- en uitgebreid lager onderwijs resp.
f. 11,17 en f. 7>95 meer uitgegeven dan beschikbaar gesteld.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging
te besluiten overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
T. Bakker, Secretaris.
Verzonden 26 Maart 1955.