12
délig verschil tussen het bedrag, dat zij zou genieten, indien zij voor vast tot hoofdonderwijzeres
was benoemd, en haar maandwedde.
Artikel II.
Aan de hoofdonderwijzeressen en de onderwijzeressen wordt over het vierde kwartaal 195*+ een
uitkering toegekend overeenkomstig het terzake bepaalde in de artikelen 3 en 10 van het Uitke-
ringsbesluit vierde kwartaal 195*+ (Staatsblad 195+no. 522).
Artikel III.
Gerekend met ingang van 1 Januari 1955 wordt artikel 10 gelezen als volgt;
Artikel 10.
De maandwedde bedraagt voor een
Betrekking
Aantal dien:
tjaren
0
2
6
8
10
hoofdonderwijzeres, in het bezit van
de akte B
257,05
270,30
283,55
296,80
310,05
323,30
I336,55
onderwijzeres, in het bezit van de
akte B
209,35
223,93
237,18
250j3
263,68
276,93
290,18
onderwijzeres, in het bezit van de
akte A
185,50
201,1+0
217,30
230,55
2^-3,80
257,05
270,30
hoofdonderwijzeres, in het bezit van
de akte A
223,93
22393
223,93
230,55
21+3,80
257,05
270,30
hoofdonderwijzeres en onderwijzeres,
niet in hst bezit van de akte A
153,70
153,70
153,70
153,70
153,70
153,70
153,70
Artikel IV.
Aan de hoofdonderwijzeressen en de onderwijzeressen wordt over het eerste halfjaar 1955 een uit
kering toegekend overeenkomstig de regeling, welke geldt voor het rijkspersoneel..
"Artikel V"
Artikel V".
Mot ingang van 1 Juli 1955 wordt artikel ÏO gelezen als volgt-
Artikel 10.
De maandwedde bedraagt voor een
Betrekking
hoofdonderwijzeres, in het bezit van
de akte B
onderwijzeres, in het. bezit van de
akte B
onderwijzeres, in het bezit van de
akte A
hoofdonderwijzeres, in het bezit van
de akte A
hoofdonderuijzeres en onderwijzeres,
niet in het bezit van de akte A
Aantal dienstjaren
265,
220,--
195,-
225,-
160, i
280
235,—
210,—
225,—
160,—
1+
295,—
250,—
225,—
225,—
310,-
265,-
21+0,-
2l+0„-
l60,--i 160,-
325,—
280,"
255,—
255,—
160,—
10
31+0,—
295,—
270,—
270,—
I6O,—
12
355,
310,
285,
285,--
160,—
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
Voorzitter.
Secretaris.