Harlingertrekvaart (bijlage no. 247), an 3. het verbreden en uitdiepen van een gedeelte van de Harlinger trekvaart (bijlage no. 248). Naast de kosten van uitvoering van deze plannen, zoals ge specificeerd in de begrotingen van de dienst van openbare werken moet voor het vaststellen van de totale kosten van deze werken rekening worden gehouden met de waarde van de in beslag te nemen gronden. Bij het veemarktplan dient voorts rekening te worden gehouden met de aangrenzende bestrating, waarvan de aanlogkosten niet zijn begrepen in de begrotingen van openbare werken. Op de hierbij gevoegde overzichten treft U een opsomming aan van de kosten per object, met inbegrip van de grondkosten. Uit de ze bijlagen blijkt ook, dab met de uitvoering van alle hiervoor genoemde objecten een totaio investering is gemoeid van 6.603.065,-waaruit op basis van een afschrijvingstermijn van 40 jaar en naar een rentepercentage van 3/2 een last resulteert vaj gemiddeld rond 309.200.per jaar. Indien wordt aangenomen, dar mot de werken in 1956 zal wordenl begonnen en dat de uitvoering 2 jaren zal vergen, dan kunnen de u deze objecten voor lc6 voortvloeiende kapitaals last en worden ge raamd op 245.360,en voor 1957 op 384.630,Het behoeft wel geen betoog, dat dekking van deze lasten binnen hot raam van een sluitende begroting met de thans geldende uitkeringen uit het gemeentefonds niet mogelijk is. Wij zijn dan ook van oordeel, dat nerziening van de algemene uitkering voor 1956 en volgende jaren voor onze gemeente dringcm noodzakelijk is. Te dien einde hebben wij tad. van gegevens doen verzamelen, waaruit niet alleen de financiële positie van do ge meente voor het dienstjaar' 1955 blijkt, maar waaruit ook de ont wikkeling van de financiële positie over de laatste jaren kan worden gevolgd. De in de gemeente-begroting voor 1955 opgenomen ramingen zijn hiertoe opnieuw bezien, op een o.i. overzichtelijke wijze gegroepeerd en getotaliseerd, terwijl de rekeningscijfers over de jaren 1952, 1953 en 1954 op dezelfde wijze zijn opgesteld De gegevens leggen wij U hierbij over. Uit deze cijferopstellingen moge U duidelijk blijken, dat slechts tot uitvoering van de vcemarktplannen c.a. kan worden ov«5 gegaan, indien de algemene uitkering uit het gemeentefonds wordt verhoogd. Ook op andere, hierna nog uiteen te zetten gronden, moet echter verhoging van de uitkering worden bepleit. Ter toelichting op ie verzamelde gegevens moge het volgende dienej Saldi van in hot onderzoek betrokken diensten Over de jaren 1951 en 1952 vertoonden de gezuiverde gemeentereke ningen, d.w.z. de rekeningen, ontdaan van factoren die geen ver band houden met het betreffende dienstjaar, niet onaanzienlijke tekorten. Hierin hebben wij aanleiding gevonden bij brief van 3 Augustus 1953 tot de Minister van Binnenlandse Zaken een verzoek I te richten om verhoging van het bedrag per inwoner van de algemens uitkering uit het gemeentefonds over de'jaren 1953, 1954 en 1955. Zoals U bekend is heeft de Minister, vrijwel tot dezelfde be-1 dragen als wij meenden te moeten aanvragen, gunstig op dit vsrzosS beschikt. Het gevolg hiervan was, dat het basisbedrag van de alge*j mene uitkering, latere verschuivingen van de algemene uitkering naar de belastinguitkering in verbanc met de verhoging van da "com-" compensatie-uitkering der ondernemingsbelasting buiten beschou wing gelaten, voor do jaren 1953, 1954 en 1955 nader werd be paald op respectievelijk 35,25, 37,75 en 39,50, tegen 30,57 over 1952. De definitieve vaststelling van deze verhoging is ons eerst op 21 Maart 1955 medegedeeld, derhalve op een tijdstip, waarop de dienst 1953 volledig en de dienst 1954 practiscli reeds was afgesloten. Zolang de uitkering uit het gemeentefonds niet vast stond is er een voorzichtig financieel beleid gevoerd. Met name is de beperking van uitgaven gezocht in de onderhoudskosten. Toen achteraf bleek, dat do middelen, waarover de gemeente kon beschik ken in ruimere mate vloeiden dan waarop aanvankelijk kon worden gerekend en dat ten laste van de diensten 1953 en 1954 geen on derhoud meer kon worden uitgevoerd, is het gedeelte der middelen, dat feitelijk voor onderhoud had moeten worden besteed, voor af schrijving op onrendabele activa aangewend. De uitkomsten van de diensten 1953 en 1954 zijn derhalve niet beïnvloed door factoren, die feitelijk hieruit geölimineerd hadden moeten worden. Zoals U uit de overzichten moge blijken, hebben de diensten 1953 en 1954 een batig saldo opgeleverd. De in de bijla ge vermelde uitkomst van de dienst 1954 moet nog worden verhoogd met 'een bedrag van rond 56.000in verband net do stijging van het uitkeringspercentage van de ojgoaonc uitkering van 126 op 128. Het totaal van de batige saldi over de jaren 1953 cn 1954 wordt hierdoor nagenoeg gelijk aan het thans geraamde nadelige slot van 1955. Enerzijds verheugen wij ons er over, dat de jaren 1953 t/m 1955 in totaal geen tekorten hebben opgeleverd, doch aan de ande re kant vervult het geraamde tekort over 1955 ons mot zorg. Hij zien namelijk zonder een hogere uitkering uit het gemeentefonds geen kans het jaarlijks budget met een bedrag, gelijk aan dit tekort, te verminderenlaat staan een accres in de uitgaven, het welk 1956 ten opzichte van 1955 vertoont, op te vangen. Bij het opstellen van een prognose voor 1956 komen wij hierop terug. a. personeelslasten (uitgezonderd politie en verplicht onderwij zend personeel). Sedert 1952 zijn deze lasten met rond 34 toegenomen, over eenkomende met een bedrag van rond 545.000,De op de al gemene dienst drukkende personeelssterkte, met uitzondering van politie en verplicht onderwijzend personeel, is toegeno men van 288 man in 1952 tot 307 man per 1 Januari 1955. Deze stijging van 19 man betreft voornamelijk de bescherming bevolking (5 man), de secretarie (5 man) en hot middelbaar onderwijs (5 man). Voor zover wij dat aan de hand van de ons ten dienste staande gegevens kunnen beoordelen, is zowel de personeelssterkte, als de personeels- formatie hier ter stede eerder aan de lage, dan aan de hoge kant. b. kapitaals!asten. Uit bijgevoegde overzicht, blijkt, dat de kapitaalslasten se dert 1952 met rond 119.000,zijn toegenomen. Op 1 Janu ari 1952 bedroeg de boekwaarde van de activa, waarvan rente on afschrijving op de begroting van do algemene diensten drukken 9.051.098,— Het bedrag der investeringen over 1952 t/m 1955 zal vermoedelijk bedragen 7.685.873, Transporteren 16.736.971,—

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1955 | | pagina 394