Transport 16.736.971,—
Over 1952 t/m 1955 kan de afschrijving
worden gesteld op:
1952 753.242,—
1953 860.285,—
1954 940.123,—
1955 778.830,—
-13.332.480,—
n o. f 13-404.491,—
Op de activa is ten laste van de reserve
afgeschreven 430.000,
rfegens afrekening van de uitke
ring' uit de 2e afdeling van het
gem. fonds is ontvangen 330.000,
bestreden is uit
de politiekostenreserve 45.000
de algemene reserve 217.500
de opbrengst legaat Pior Pander" 105.000 j~
de reserve Prinsentuin 30.000,
de reserve voor aanleg van
openbare voorzieningen 92.500
3 1.250.000,—
_u 12.154.491,—
Voor m het weston van de stad uitgevoerde
waterstaatswerken is om administratieve
redenen, zonder dat dit gepaard gaat met
vermindering van lasten voor de algemene
dienstovergebracht naar het grondbe
drijf 600.000,—
Boekwaarde per 1 Januari 1956 11.554.000
met een aanschaffingswaarde van f 19.570.385,
Per saldo is de boekwaarde der activa per 1 Januari 1956
ten aanzien van de boekwaarde per 1 Januari 1952 met rond
2500000toegenomen.
Bij de hiervoren gegeven toelichting van de dienstsaldi
is reeds uiteengezet, om welko redenen de kapitaalslasten
over 1953 en 1954 een stijging hebben ondergaan.
subsidies, contributisnbijdragen e.d.
In vergelijking tot 1952 geeft deze kostengroep in 1955 een
verhoging te zien van 136.886,waarvan rond 51.500,
betrekking neoft op de subsidiering van het bijzonder kleu
teronderwijs, 18.500,op hot Prysk Orkest, 8.000,
op de Openbare Leeszaal, f 8.500,op de gezinszorg en
j 10.500, op de exploitatie van de Kinderbewaarplaats. Het
resterende bedrag is aan diverse verenigingenen instellingen
ten goede gekomen, die hierdoor in staat'zijn gesteld de ge
stegen uitgaven, waartegenover in de regel geen evenredige
verhogingen van inkomsten is te stellen op te vangen.
onderhoud
Zoals wij hiervoor reeds hebben toegelicht is over de jaren
1953 on 1954, in verband met het uitblijven van de definitie
vaststelling van de uitkeringen uit het gemeentefonds, te we
nig aan onderhoud besteed.
"Uit
Uit de op het overzicht vermelde cijfers komt dit wel zeer
duidelijk naar- voren. Niettegenstaande loonsverhogingen en
prijsstijgingen van de materialen is het onderhoud over de
jaren 1952, 1953 en 1954 practisch gelijk gebleven, en dat,
terwijl de stad in deze jaren aanmerkelijk is uitgebreid,
waardoor de kosten van onderhoud van straten, pleinen,- plant
soenen enz. vanzelfsprekend toenemen.
Bij de dienst der Openbare Werken speelt bovendien de
loonfactor een niet te verwaarlozen rol. Uit de jaarcijfers
van deze dienst over 1952 blijkt, dat bij een personeels
sterkte van 219 man aan personeelslasten is uitbetaald rond
800.000,waarvan aan de algemene huishouding van de ge
meente voor onderhoud, verlichting, verwarming en schoonhouden
van gebouwen, straten, waterwerken, plantsoenen, begraafplaat
sen enz. rond 600.000,in rekening is gesteld of 75 van
het totaal. Naar raming zullen de personeelslasten van de dienst
der openbare werken in 1955 bij een personeelssterkte van 236
man, rond 1.060.000,bedragen, waarvan rond 75 of
795.000,ten laste van de gewone dienst van. de gemeente
begroting komt. Ten opzichtevan 1952 komt dit neer op een ver
hoging van f 195.000,Van dit bedrag heeft 170.000,
betrekking op de kostengroep onderhoud (f.)
Het verschil in de totale onderhoudskosten over 1952 en over
1955 bedraagt rond 300.000,Indien de loonfactor hieruit
wordt verwijderd bedraagt hot verschil rond 130.000,het
geen in hoofdzaak is toe te schrijven aan prijsstijging der
materialen, hogere kosten van door derden uit te voeren werk,
meer onderhoud aan de straten ten gevolge van stadsuitbreiding
en van te weinig uitgevoerd onderhoud in het verleden.
gverlichting, verwarming, water en schoonhouden
De totale kostenstijging van de op deze groep verantwoorde
lasten bedraagt ten opzichte van 1952 rond 203.000,Hiervan
heeft rond 95.000,betrekking op de straatverlichting, ten
gevolge van de verbetering van deze verlichting langs de hoofd-
verkeerswegen t.b.v. het doorgaande verkeer, 11.000,op do
kosten van het schoonmaken van de veemarkt en 97.000,op de
hogere kosten van verlichting, verwarming en schoonhouden van
gebouwen. Va.n dit laatste bedrag wordt rond 25.000,veroor
zaakt door hogere personeelslasten, terwijl het resterende be
drag in hoofdzaak een gevolg is van de gestegen kolenprijzen
van 50,op 80,per ton.
j aienstbenodigdlqeden
Onder deze kostengroep worden onder meer de kosten van aankoop
van leermiddelen en de aanschaffing en het onderhoud van boeken
ten behoeve van de schoolbibliotheken opgenomen. De sedert 1952
opgetreden verhoging van 31.617,is in hoofdzaak een gevolg
van de stijging van het aantal leerlingen, terwijl daarnaast hot
per leerling voor leermiddelen en voor bibliotheken beschikbaar
gestelde bedrag is aangepast aan de gestegen papierprijzen e.d.
Dat deze aanpassing voor het lager onderwijs tot op heden nog
onvoldoende is, moge U blijken uit de hierbij gevoegde stukken.
De kosten per leerling voor het gewoon lager onderwijs zijn
n.l. van 1952 tot 1955 slechts gestegen van 8,24 tot op 8,9
"k.