is 11 Voeren van verweer tegen W. Veldema met betrekking tot de vordering van de woning d1Hondecoeterstraat 70. Bijlage no. 289. Leeuwarden, 21 October 1955. Aan de Gemeenteraad. Op 10 Augustus 1955 vorderden wij op grond van artikel 7 van de Woonruimtewet 1947, ter bevordering van de doelmatige verdeling van woon ruimte in onze gemeente, in overeenstemming met het eenstemmig advies van de commissie ex artikel 8 der Woonruimtewet 1947van de heer W. Veldema, Hogebuurt 142 te Holwerd, de woning dHondecoeterstraat 70, alhier, ten behoeve van P. Postma. Aangezien de heer Veldema zich met deze vordering niet kon vereni gen, dagvaardde hij op 20 Augustus 1955 de gemeente Leeuwarden in kort geding voor de President van de Arrondissementsrechtbank om de gemeen te te veroordelen de woonruimtevordering niet ten uitvoer te leggen met oplegging van een dwangsom van f. 500,-- voor elke dag, dat de gemeen te nalatig zou blijven om aan de gevraagde veroordeling te voldoen. Op grond van het bepaalde in artikel 209 onder 14 van de Gemeentewet hebben wij daarop onmiddellijk de nodige maatregelen getroffen ter voor koming van verlies van recht. Op 12 September 1955 heeft do President van de Arrondissementsrecht bank in het onderhavige kort geding uitspraak gedaan ton gunste van de gemeente en de hoer Veldema zijn vordering ontzegd. De heer Veldema kon zich met deze uitspraak niet verenigen en is mitsdien van het vonnis in appèl gegaan bij het Gerechtshof te Lec-uwarden Ten aanzien van de zaak zelve kunnen wij het volgende mededelen. Do onderhavige woning is in 1951 gebouwd in de zogenaamde vrije sector, d.w.z. zonder dat in de kosten van de bouw of de exploitatie van de woning van overheidswege enige financiële tegemoetkoming is verleend. De heer Veldema stelt nu in hoofdzaak het volgende. Artikel 4 van het Besluit Bijzondere Huurprijzen bepaalt uitdrukke lijk, dat de huurprijs van een dergelijke woning is do prijs welke par tijen overeenkomen. De huurprijs van de woning is derhalve niet aan voor schriften gebonden, maar geheel vrij. Dit is één van de uitzonderingen op de voorschriften betreffende de vaststelling van huurprijzen, zoals deze in de Huurwet zijn geregeld. Een dergelijke uitzondering draagt een dwingend karakter en de overheid mag daarop geen inbreuk maken. Door de woning te vorderen, wordt echter onvermijdelijk op deze uitzondering oen inbreuk gemaakt, omdat daarna zal moeten worden overgegaan tot vaststel ling van een vergoeding terzake van het gebruik van de woning. Door de vaststelling van deze vergoeding zullen burgemeester en wethouders zich een recht aanmatigen, dat slechts aan partijen toekomt. Hierdoor handelen burgemeester en wethouders naar de mening van de hoer Veldema in strijd met de wet. Wij zijn hot met dit standpunt niet eens. Het Besluit Bijzondere Huurprijzen stelt de bepalingen van de Woonruimtewet 1947 niet terzijde. Indien de woningen, gebouwd in de vrije sector, niet mogen worden gevor derd, had dit uitdrukkelijk moeten worden bepaald. Dit is niet gebeurd; het tegendeel blijkt zelfs uit de beschikking van de Minister van Binnen landse Zaken van 30 Augustus 1947, in welke beschikking de Minister richt lijnen geeft ter uitvoering van enige artikelen van do Woonruimtewet 1947 cn van welke richtlijnen één gewijd is aan de toewijzing van wonin gen in de vrije sector. Dit deze richtlijn blijkt duidelijk, dat burge meester en wethouders de bevoegdheid hebben voor dergelijke woningen een vergunning tot ingebruikneming te verlenen of te weigeren. Hier komt bo vendien nog bij, dat de heer Veldema de woning kocht om deze zelf to bewonen, terwijl hij wist, dat hem voor deze woning geen vergunning inge volge de Woonruimtewet kon worden verleend, omdat hij in onze gemeente "niet"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1955 | | pagina 480