No. 15311.
DE RAAD DER GEI IE EN TE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10
November 1955 (bijlage no. 298);
BESLUIT:
a. het bedrag, dat de gemeente over het jaar 1954 werkelijk heeft
uitgegeven voor de kosten, bedoeld in artikel 55 bis der Lager-
ondervjijswet 1920, voorlopig vast te stellen op
15.624,55 voor de school voor zwakzinnigen en op
3.719,96 voor de school voor schipperskinderen;
b. het bedrag, dat overeenkomstig het krachtens artikel 32 van het
"Besluit buitengewoon lager onderwijs 1949" per leerling bepaalde
bedrag in verband met het gemiddelde aantal leerlingen der scho
len over 1954 beschikbaar is gesteld voor de sub a bedoelde uit
gaven, voorlopig vast te stellen op:
1. 195 x 81,83 15.956,85 voor de school voor zwakzinnigen;
2. 41 x 86,06 3.528,46 voor de school voor schipperskin
deren;
c. het verschil tussen de sub a en b bedoelde bedragen voorlopig
vast te stellen als volgt:
het bedrag sub a voor de school voor zwakzinnigen is 332,30
minder dan het bedrag sub b voor die school;
het bedrag sub a voor de school voor schipperskinderen is
191,50 meer dan het bedrag sub b voor die school.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Uitbreiding otadsautobusdienst
Bijlage no. 299- Leeuwarden, 11 November 1955»
Aan de Gemeenteraad.
In ons voorstel van 24 September j.l. (bijlage no. 250) hebben
wij U medegedeeld, dat het aantal reizigers, dat van de stadsauto
busdienst gebruik maakt, de laatste jaren voortdurend toeneemt. Op
de beide in exploitatie zijnde lijnen werden in 1953 vervoerd
1.353.064 passagiers, tegen 1.109-709 in 1952, hetgeen een toene
ming betekent van 243-355 personen. In 1954 werden 1.694.147 passa
giers vervoerd, of 341.083 meer dan in 1953- Tot en met de maand
September van dit jaar bedroeg het aantal vervoerde personen
1.394.735 °t 138.055 meer dan in dezelfde periode van 1954-
Een overzicht van het reizigersvervoer in de laatste jaren ligt
bij de stukken voor U ter inzage. Uit deze cijfers mag ongetwijfeld
worden afgeleid, dat de stadsautobusdienst in een behoefte voorziet-
De exploitatie-uitkomsten zijn sedert 1948 aanmerkelijk verbeterd,
zij het dan ook, dat nog geen sluitende exploitatie is verkregen.
Dit behoeft geen verwondering te wekken, indien bedacht wordt, dat,
ondanks sterke prijsstijgingen, de voor 1948 geldende tarieven
practisch nog steeds van toepassing zijn. Over de jaren 1952 tot en
met 1955 bedroeg het aandeel van de gemeente in de verliezen resp.
25.000,--, 17.526,49, 15.610,68 en 10.625,-- (raming).
Reeds in de loop van 1954 zijn de directie van de N.V. Neder
landse Tramweg Maatschppij en de stadsautobusconmissie tot de con
clusie gekomen, dat langzamerhand de optimale prestatiegrens van
het bestaande wagenpark is bereikt (in de spitsuren kunnen bij ver
schillende haltes de reizigers niet allemaal worden opgenomen) en
dat het, teneinde de Leeuwarder ingezetenen een verantwoorde dienst
te kunnen verlenen, wenselijk is het aantal lijnen uit te breiden.
De N.T.M. heeft thans voorgesteld tot het invoeren van een
derde lijn over te gaan. Deze lijn zal dan het westen en het zuid
oosten van onze stad doorkruisen, waardoor een kleine wijziging
van de bestaande route van lijn 2 nodig zal zijn. Uiteraard zal een
deel van de passagiers, die thans van lijn 2 gebruik maken, tot
de reizigers van de nieuwe lijn 3 gaan behoren. Aangezien de lijnen
ten dele in hetzelfde gebied zullen liggen, zijn de financiële con
sequenties van de uitbreiding van de stadsautobusdienst met een der
de lijn niet nauwkeurig te bepalen.
De uitbreiding van de dienst maakt het voor de N.T.M. noodzake
lijk tot een belangrijke kapitaalsinvestering over te gaan. Het
wagenpark zal namelijk net een drietal autobussen moeten worden uit
gebreid, twtwee dienstautobussen en een autobus voor algemene
technische reserve. Het staat dan ook wel vast, dat het nadelig
exploitatiesaldo door de uitbreiding een stijging zal ondergaan.
Zoals U bekend is, hebben wij krachtens de wet autovervoer personen
bij besluit van 1 December 1948 aan de N.T.M. vergunning verleend
voor de uitoefening van een stadsautobusdienst binnen de gemeente
voor een tijd van 10 jaren, gerekend van 1 Januari 1948 af. Het is
begrijpelijk, dat de N.T.M. niet tot het investeren van belangrijke
bedragen wenst over te gaan, indien de vergunning per 31 December
1957 zou wordon beëindigd. ïïij hebben de directie van de N.T.M. dan
ook medegedeeld bereid te zijn een nieuwe vergunning te verlenen en
wel tot en met 31 December 1965- De N.T.M. kan hiermede instemmen.
Na verschillende besprekingen, die over de uitbreiding van de
stadsautobusdienst met de directie van de N.T.M. zijn gehouden, zijn
wij tot de conclusie gekomen, dat het geheel verantwoord is, indien
de aan de uitbreiding van de dienst verbonden jaarlijkse kosten door
alle partijen gezamenlijk worden gedragen, d.w.z. door de passagiers,
door de N.T.M. en door de geneente. Hoewel de N.T.M. node tot een
"tariefs-"