I
Frae-advies inzake bezwaar van Mr. J. to. Hijink te Leeuwarden tegen
aanwijzing' tot inkwartiering.
Bijlage no. 316
Leeuwarden, 1 December 1955
Aan de Gemeenteraad.
Bij schrijven d.d. IJ September j.l. richtte de voorzitter van
ons college zich tot de Heer Mr. J.lf. Hijink, alhier, met onder
meer de mededeling, dat ook deze volgens de toen beschikbare gege
vens, krachtens de terzake bestaande richtlijnen voor het verlenen
van inkwartiering in aanmerking komt en dat nadere aanwijzingen om
trent de aanvang, duur enz. van deze inkwartiering door het bureau
van de Garnizoenscommandant zouden worden gegeven. De Heer Hijink
wendde zich daarop achtereenvolgens tot de voorzitter van ons college
en tot ons, waarbij hij bezwaar maakte tegen de voorgenomen inkwar
tiering, daar het aantal in zijn woning beschikbare vertrekken voor
het beoogde doel niet toereikend zou zijn. Adressant werd in antwoord
op zijn verzoekschriften bericht, dat de aangevoerde bezwaren geen
voldoend klemmende grond opleverden hem van het verlenen van inkwar
tiering vrij te stellen.
Thans wendt adressant zich tot Uw raad om zijn bezwaren kenbaar
te maken met verzoek te beslissen, dat de aangevoerde bezwaren ge
grond zijn en dat de dezerzijds aan adressant reeds eerder gegeven
beslissing ten onrechte is gegeven.
Het ingekomen adres, dat wij voor U ter inzage hebben gelegd,
geeft ons aanleiding het volgende op te merken.
De Inkwartieringswet voorziet onder meer in de behoeften aan in
kwartiering en onderhoud van het krijgsvolk en van de strijdkrachten
van de met het Koninjkrijk verbonden mogendheden. Deze wet beoogt het
gestelde doel te bereiken door het geven van een tweetal regelingen,
te weten een regeling, welke geldt in tijd van vrede, en een regeling,
welke geldt in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone
omstandigheden. In de vredesregeling is de burgemeester het orgaan,
dat terzake voorzieningen treft. Tegen de voorzieningen van de burge
meester kunnen bezwaren worden ingediend bij het college van burge
meester en wethouders, terwijl tegen de beschikkingen van dit college
beroep open staat op de gemeenteraad. In de regeling, welke geldt in
geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden,
heeft de burgemeester ter voorziening in inkwartiering en onderhoud
geen bevoegdheid en zijn het de militaire autoriteiten, die deze voor
zieningen treffen, zij het, dat deze worden getroffen, zo mogelijk
na overleg met de burgemeester. Van een beroepsgang, zoals hiervoren
geschetst in de vredesregeling, is in du hierbedoelde regeling geen
sprake
Het geval wil nu, dat de regeling in de Inkwartieringswet, welke
geldt in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone om
standigheden, thans nog van kracht is, daar nog steeds geldt het Ko
ninklijk besluit van 10 April 1939, Stbl. 181, waarin is bepaald, dat
de tegenwoordige buitengewone omstandigheden inhouden oorlogsgevaar,
in de zin, waarin dat woord in s lands wetten voorkomt. Weliswaar
voorziet de Inkwartieringswet in de mogelijkheid om ondanks de omstan
digheid, dat de toestand van oorlogsgevaar aanwezig is, de vredesre
geling toe te passen, maar de Minister van Oorlog en van Marine heeft
bij kennisgeving van 15 December 1953 (Legerorder 1953, no. 385 L.Ln)
uitdrukkelijk bepaald, dat van deze mogelijkheid geen gebruik kan
worden gemaakt.
"Adressant"