T Nooduit gangen. Bereikbaar heid Onderlinge verbinding. Dikte en sa menstelling der muren. Afdekking. Artikel 83e. 1In gebouwen, waarin een gemeenschappelijk trappenhuis tot niet meer dan twee woningen per bouwlaag toegang geeft, moet elke schuilplaats een nooduitgang hebben, gelegen in een andere buitenmuur dan die, waarin de hoofdtoegang tot de schuilplaats is gelegen. ■2. In gebouwen, waarin de woningen toegankelijk zijn vanaf een galerij of middengang, moet de schuilplaats één in een buitenmuur gelegen nooduitgang hebben voor elke 35 personen, waarvoor zij met inachtneming van artikel 83b bestemd is. De nooduitgangen moeten zoveel mogelijk in verschillende buitenmuren zijn gelegen. 3. De nooduitgang moet bestaan uit een deur of een vast of beweegbaar raam. 4. Indien de in het vorige lid bedoelde deur van metaal is, moet deze evenals het raam, voorzien zijn van een gla zen ruit van tenminste 50 cm breedte en 60 cm hoogte. Deze ruit mag niet van draadglas zijn vervaardigd. 5. Indien glasroeden in het glasoppervlak worden aange bracht, mogen deze niet van metaal zijn vervaardigd. Artikel 83f. Voor toepassing van de artikelen 83c, S3d en 83e worden schuilplaatsen, toegangen en nooduitgangen als voldoende bereikbaar aangemerkt, wanneer zij bereikt kunnen worden door een wandgedeelte van 1,80 m hoogte en 0.90 m breedte, bestaande uit een in slappe zandrijke mortel gemetselde klampmuur, die niet dikker is dan 6 om, dan wel door een gelijkwaardige constructie. Artikel 83g. Aan elkaar grenzende schuilplaatsen moeten zoveel mogelijk met elkaar in verbinding staan, waarbij constructies over eenkomstig het vorige artikel als een verbinding worden aangemerkt Artikel 83h. 1De gevelmuren van schuilplaatsen moeten massief zijn ter dikte van ten minste 30 om en vervaardigd van steenach tig materiaal, waaronder worden verstaan producten van gebakken klei, cementbeton, natuursteen of mortel, waar bij de staalwapening, indien de constructie deze bevat, geheel door mortel of cementbeton is omhuld, terwijl de constructie geen organische stoffen bevat. 2. Het plafond van schuilplaatsen mag niet zijn voorzien van een bepleistering of andere bekleding. 3. In gebouwen, als bedoeld in het tweede lid van arti kel 83e, moeten in de schuilplaatsen massieve schermmu- ren ter dikte van ten minste 20 cm en vervaardigd van steenachtig materiaal, als bedoeld in het eerste lid, zodanig zijn geplaatst, dat afdelingen worden gevormd, welke overeenkomstig het gestelde in artikel 83b voor niet meer dan 50 personen behoeven te dienen. De scherm- muren mogen slechts worden onderbroken, voorzover het verkeer in de onderbouw dit vereist. Artikel 83i. Het bovenste gedeelte van een onmiddellijk boven een onder bouw gelegen draagvloer moet bestaan uit een doorgaand massieve laag van steenachtig materiaal, als bedoeld in het eerste lid van het vorige artikel. Deze laag mag slechts worden doorbroken door spijkerribben en leidingen. De dikte "van"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1955 | | pagina 537