dien hij zijn dienstbetrekking beëindigt. Hiertoe strekt het vierde lid. II. Wachtgeldregeling. Be voorgestelde regeling is gebaseerd op het z.g. Noord hollandse stelsel. Dit stelsel onderscheidt niet zoals het Rijkswachtgeldbeslu.it (en de bestaande gemeentelijke regeling) tussen gespecialiseerd en niet-gespecialiseerd overheidsperso neel, waardoor moeilijkheden, samenhangende met de kwestie lang- en kort wachtgeld worden vermeden; het heeft glijdende schalen,volgens welke de duur en het bedrag van het wachtgeld een hoger percentage van de diensttijd, onderscheidenlijk van de laatstgenoten wedde bedragen, naarmate de leeftijd van de ambtenaar hoger is. Aan deze regeling ligt de gedachte ten grondslag, dat naarmate de ambtenaar ouder is en langer in een bepaalde overheidsfunctie werkzaam is geweest, zijn kansen om elders werk te krijgen ongunstiger zijn. Het wordt daarom rede lijk geacht, dat het wachtgeld van de oudere ambtenaar hoger is dan dat van de jongere, die in het algemeen gemakkelijker weer aan de slag kan komen en bovendien langer van duur naarmate hij een langere diensttijd heeft. Be ontworpen regeling geeft de gebruikelijke uitwerking van het op deze grondgedachte berusten de stelsel, dat ook reeds in gemeentelijke wachtgeldregelingen voorkomt Omtrent de inhoud, welke voor een groot deel aansluit bij de Rijks-(en de bestaande gemeentelijke) regeling, wordt het volgende nog opgemerkt. Uit artikel 1 blijkt, dat de regeling van toepassing is op de ambtenaar m vaste dienst, wie eervol ontslag 'wordt verleend overeenkomstig artikel 105, eerste lid, van het A.A.R. (ophef fing betrekking, verandering inrichting dienstvak of verminderde behoefte arbeidskrachten) en die niet bij de gemeentelijke per- soneelsreserve is aangesteld. De wachtgeldregeling vindt geen toepassing,wanneer recht op pensioen volgens de Pensioenwet 1922 - uitgezonderd vervroegd ouderdomspensioen - bestaat. Be halve op ambtenaren in vaste dienst is zij ook van toepassing op ambtenaren in tijdelijke dienst met een ononderbroken dienst tijd van ten minste vijf jaren, tenzij zij belast zijn met werkzaamheden van aflopende aard. Be artikelen 2 tot en met 4 en 6 tot en met 9 bevatten voor schriften inzai-ro hot bepalen van de duur en de "grootte van het wachtgeld. In artikel 9, eerste lid, is onder de laatstelijk voor het ontslag aan de betrekking verbonden wedde niet het ele ment kindertoelage begrepen. De opzet is namelijk, dat de kinder toelage boven het wachtgeld wordt genoten. Be desbetreffende aanspraak wordt in de Eindertoelageverordening geregeld. In het algemeen zijn onder de vaste toelagen en emolumenten, bedoeld in dit lid, verstaan de toelagen en emolumenten, die in de pen sioensgrondslag zijn opgenomen. Wanneer de wachtgelder na zijn ontslag uit hoofde van ziekte of ongeval nog aanspraken in ver band met de dienstbetrekking, waaruit hij is ontslagen, heeft of krijgt, wordt de uitvoering van de Wachtgeldregeling opge schort. Ingeval van militaire dienst kunnen burgemeester en wet houders op verzoek van de belanghebbende de uitvoering opschor ten. Be artikelen 10 tot en met 12 en 14 bevatten bepalingen be tref fendê~lïfiB-W7ëTmïnïïërën7~TêWaT3ën verklaren en vervallen van het wachtgeld. Genoten inkomsten uit hoofde van een vrijwillige verbintenis bij de nationale reserve of dergelijke instituten kunnen geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing worden gelaten. "Op" Op verzoek van de wachtgelder kan ingevolge artikel 15 het wachtgeld geheel of gedeeltelijk worden afgekocht.' Be be- doeling is, dat van deze mogelijkheid slechts in zeer bijzon dere gevallen gebruik wordt gemaakt. III. Algemeen Ambtenarenreglement. In verband met de herziening van de Arbeidsovereenkomsten verordening, de totstandkoming van de ontwerp-Wachtgeldregeling en het rapport Ziektekostenvoorziening (toetreding tot de ge meenschappelijke regeling ziektekostenvoorziening voor ambtena ren in dienst der gemeenten in de provincie Priesiand) heeft het Centraal Orgaan alsnog enkoio wijzigingen van ondergeschikt belang in het Algemeen Ambtenarenreglement aangebracht. Ook om trent deze wijziging is in het centraal overleg overeenstemming bereikt,zodat plaatselijk georganiseerd overleg niet nodig is. De wijzigingen betreffen het volgende. Artikel 58. Aan dit artikel, dat de uitbetaling van bezol diging bij ziekte regelt, wordt toegevoegd een 7e lid, inhouden de, dat de uitbetaling bij verpleging in een ziekeninrichting enz. geheel of gedeeltelijk aan anderen zal kunnen geschieden. Deze bepaling staat thans in het 6e lid van artikel 52, doch is daar minder op haar plaats. Artikel 42,lid 5. In dit artikel is geregeld, dat een gepensionneerd ambtenaar in een bepaald geval bezoldiging of uitkering blijft genieten en dat deze bezoldiging of uitkering bij het ontvangen van wachtgeld of uitkering bij werkloosheid wordt verminderd. Nu deze vermindering in de Wachtgeld- en Uitkeringsverordeningen is geregeld, kan de hierop betrekking hebbende bepaling uit het Algemeen Ambtenarenreglement worden verwijderd. Artikel 49- In verband met de toevoeging van het 7e lid aan artikel 38 dient artikel 49 een geringe wijziging van re dactionele aard te ondergaan. Het materiële karakter van dit artikel - het opent een mogelijkheid tot ontvangst van de be zoldiging waarop aanspraak door onjuiste handelingen van de ambtenaar is verloren gegaan - doet dit niet overbodig worden naast het nieuwe 7e lid van artikel 38, dat een formele rege ling inhoudt. Artikel 52. De leden 2-5 zijn door de invoering van de ziektekostenvoorziening overbodig geworden. Een nieuw 2e lid beoogt de doorbetaling van bezoldiging ingeval van tuberculose te voorkomen,indien een betrokkene weigert zich te onderwer pen aan een vanwege de gemeente voor het personeel gehouden röntgenologisch onderzoek op t.b.c. Artikel 104. Bij het eerder genoemde schrijven van het Centraal Orgaan van 1 April 1954 is medegedeeld, dat in ver band met de wijziging van de Pensioenwet ten opzichte van het verhaal van inkoopbijdragen een wijziging in artikel 104 moet komen. Evenals de Arbeidsovereenkomstenverordening moet het Algemeen Ambtenarenreglement bepalen, dat bij het verkrijgen van het ambtenaarschap in de zin der Pensioenwet 1922 door een tijdelijk ambtenaar het ingehouden spaargeld slechts zal wor den uitgekeerd,indien daarop niet de inkoopbijdrage wordt in gehouden en dat terugbetaling zal plaats hebben ingeval van beëindiging van het dienstverband, voordat de hoedanigheid van ambtenaar is verkregen. IV. Uitkeringsverordening. Deze verordening is een bijzondere regeling als bedoeld in de Werkloosheidswet en regelt de toe kenning van (wachtgeld)uitkeringen aan ontslagen ambtenaren in tijdelijke dienst en opgezegde arbeidsoontractanten. "In"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1955 | | pagina 60