'TCF *4 i
No. 4178.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN s
Gelezen het ingewonnen rechtskundig advies van 8 maart 19565
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 maart 1956
(bijlage no. 71)5
Gelet op de artikelen 177» 228 en 233 der Gemeentewet?
BESLUIT;
tot het voeren van een rechtsgeding door het instellen van een eis in
rechten inzake het nakomen van de overeenkomst van koop en verkoop, geslo
ten tussen de gemeente Leeuwarden en de heer J.H. Lambrechts, thans wonen
de te Barsingerhorn B 13, met betrekking tot het perceel, kadastraal be
kend gemeente Leeuwarden,
kend Noordvliet no, 59*
sectie G, no. 4766, met opstal, plaatselijk be-
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris
Dempen kolken schiphuizen Lange Negen.
Bijlage no. 72. Leeuwarden, 15 maart 1956.
Aan de Gemeenteraad.
In uw vergadering van 18 januari j.l.. stelde u om preadvies in onze
handen het namens de huurders van de schiphuisterreinen aan de Lange Negen
ingediende verzoek om de kosten van het dempen van de kolken van de vroe
gere schiphuizen voor rekening van de gemeente te nemen.
Naar aanleiding van dit verzoek mogen wij het volgende opmerken.
De grond, gelegen langs de noordzijde van het Vliet, werd in 1937 en
latere jaren door de gemeente voor de bouw van schiphuizen aan een aantal
particulieren verhuurd. Bedoelde verhuringen werden schriftelijk vastge
legd in door beide partijen getekende overeenkomsten. In deze contracten
werden de voorwaarden, waaronder de betreffende perceelsgedeelten in huur
werden afgestaan, nauwkeurig omschreven. Eén dezer voorwaarden luidt als
volgt s
Binnen drie maanden na het eindigen van de huurovereenkomst moet het
schiphuis door de huurder zijn weggenomen en moet het terrein ter hoogte
van het omliggende maaiveld worden aangevuld met zuiver zand of goede
grond ten genoegen van de directeur der gemeentewerken? indien niet bin-
nen de daarvoor vastgestelde termijn aan deze voorwaarde zal zijn vol-
daan, hebben burgemeester en wethouders het recht de bedoelde werken op
kosten van de huurder of zijn rechtverkrijgende(n) uit te voeren?"
Verder behelsden de contracten de bepaling, dat de huurders geen recht
hebben de huur aan derden over te dragen zonder schriftelijke vergunning
van burgemeester en wethouders. Het is begrijpelijk, dat na de totstand
koming van de oorspronkelijke contracten de tenaamstelling in meerdere
gevallen met onze toestemming is gewijzigd. Dezerzijds werd alsdan van de
nieuwe huurders een schriftelijke verklaring gevraagd, waaruit moest blij
ken, dat zij met de inhoud van de oorspronkelijke huurovereenkomst op de
hoogte waren en dat zij de daarin vermelde voorwaarden accepteerden. Met
een aantal contractanten is na beëindiging van de eerstovereengekomen
huurtermijn een nieuwe overeenkomst gesloten, waarin de eerderbedoelde
voorwaarden onverkort werden opgenomen.
Resumerende kan derhalve worden gezegd, dat alle huurders op de hoog
te waren van de voorwaarden, waaronder zij de schiphuisterreinen van de ge
meente huurden en van de consequenties, welke voor hen aan deze huur waren
verbonden.
Omtrent het beëindigen van de huur werd bepaald, dat de gemeente het
recht had de huur te allen tijde op te zeggen met inachtneming van een op
zegtermijn van drie maanden. Van deze laatste bepaling heeft de gemeente
in 1955 gebruik moeten maken in verband met de plannen tot het verwezen
lijken van het uitbreidingsplan, dat voor het gebied, waarin de schiphuis
terreinen zijn gelegen, is vastgesteld. Bij aaigetekend schrijven van 26
februari 1955? gericht aan de huurders van de onderhavige terreintjes,
hebben wij de huurovereenkomsten ingaande 1 juni 1955 opgezegd en daarbij
tevens vermeld, dat de huurders verplicht waren zorg te dragen voor het
verwijderen van de opstallen van de terreinen en voor het op hun kosten
aanvullen van het terrein tot op maaiveldhoogte. De voormalige huurders
van de schiphuisterreinen hebben, niettegenstaande de bij overeenkomst
aangegane verplichting, niet aan ons verzoek voldaan. Wel werden de op
stallen grotendeels van de terreinen verwijderd, maar de ten behoeve van
deze opstallen gegraven kolken werden niet gedempt.
Aangezien het met het oog op de in voorbereiding zijnde woningbouw
plannen van groot belang was, dat de aanwezige kolken op korte termijn
werden gedempt, en omdat de urgentie van deze plannen verder uitstel van
demping niet toeliet, hebben wij de betrokkenen op 28 december 1955 aan
hun verplichtingen herinnerd en hun aangeboden van gemeentewege de betref
fende kolken te dempen en daarna de kosten op de huurders te verhalen.
"Naar"