Huwende ambtenares.
Bijlage no. 76. Leeuwarden, 29 maart 1956.
Aan de Gemeenteraad.
Het Centraal Bureau inzake gemeenschappelijke behandeling van gemeen
telijke personeelsaangelegenheden heeft zich bij schrijven van 51 october
1955? no* 726, tot de aangesloten gemeenten gericht met de mededeling, dat
artikel 106 van het ontwerp-algemeen ambtenarenreglement van het Centraal
Orgaan, welk artikel handelt over het ontslag van de vrouwelijke ambtenaar
die in het huwelijk treedt, in de vergadering van dit orgaan en in een
daarop volgend beraad met de organisaties een punt van bespreking heeft
uitgemaakt, mede in verband met een in artikel 97 van het Algemeen Rijks
ambtenarenreglement aangebrachte wijziging. Deze laatste wijziging beoogt
een verruiming van de beperkte uitzondering op de regel van verplicht ont
slag van de in het huwelijk tredende ambtenares in die zin, dat onder de
uitzondering mede werden begrepen bij Koninklijk Besluit aangewezen amb
ten, groepen van ambten of groepen van ambtenaren.
Bij de door het Centraal Bureau bedoelde bespreking is gebleken, dat
noch in het Centraal Orgaan, noch in de kring der organisaties over de
al of niet handhaving van de ontslagbepaling voor de huwende ambtenares
eenstemmigheid van gevoelen bestaat. Wel kan, zo schrijft het Centraal
Bureau, opgrond van de besprekingen worden vastgesteld, dat aan artikel
106 van het ontwerp-algemeen ambtenarenreglement, welk artikel de dwingen
de ontslagbepaling bevat, het draagvlak der gemeenschappelijke instemming
is komen te ontvallen.
In deze situatie ziet het Centraal Orgaan geen andere mogelijkheid
dangenoemd artikel 106 uit het ontwerp-ambtenarenreglement te doen verval
len. Uit dit ontwerp dienen dan tevens te vervallen de met artikel 106
corresponderende artikelen 9> derde lid, en 107, welke onderscheidenlijk
handelen over de zeer beperkte mogelijkheid van aanstelling van gehuwde
vrouwen tot ambtenaar en voor wat betreft de toepassing van artikel 106
over de gelijkstelling van de vrouwelijke ambtenaar, die in concubinaat
leeft met de vrouwelijke ambtenaar, die in het huwelijk treedt.
Tenslotte deelt het Centraal Bureau mede, dat een en ander impliceert,
dat een gewijzigde regeling van deze materie, indien deze wenselijk wordt
geoordeeld, plaatselijk zal moeten worden getroffen, in behandeling in
het plaatselijk georganiseerd overleg.
Na overweging van dit vraagstuk, waarbij wij tevens rekening hebben
gehouden met de bespreking inzake de arbeid van de gehuwde vrouw in de
Tweede Kamer der Staten-Generaalwelke geleid heeft tot de aanneming
van de motie-mej. Tendelo, inhoudende, dat het niet op de weg van de
Staat ligt de arbeid van de gehuwde vrouw te verbieden, zijn wij tot de
conclusie gekomen, dat niet alleen de door het Centraal Bureau genoemde
artikelen van het Algemeen Ambtenarenreglement dienen te vervallen, maar
dat tevens iets verder behoort te worden gegaan, door behalve de laatst
bedoelde artikelen nog enkele andere in de gemeentelijke rechtspositierege
lingen voorkomende artikelen te schrappen of te wijzigen.
Zo behoren mar onze mening mede te vervallen:
_a. artikel 105) tweede lid, sub b, van het A.A.R., inhoudende, dat bij
ontslag wegens verandering in de inrichting van een of meer dienstvakken
of wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten de gehuwde vrouwelijke
ambtenaren (niet-kostwinstersbij andere ambtenaren moeten voorgaan;
b_. de vermelding van de artikelen 106 en 107 in he opsomming in artikel
110 van het A.A.R. bij schrapping van de artt.106 en 10/ dienen deze eveneens
uit de verwijzingen in artikel 110 te worden verwijderd;
11 II