worden ontvangen.
Met toepassing van het bepaalde in het tweede lid van artikel 11
(oud) wordt thans voor elke begraving in een algemeen graf van een volwas
sene een recht geheven van 6,--, van een kind van 1 tot 12 jaren van
3>-- en van een kind beneden het jaar of van een levenloos geboren kind
van 1,50. Hierin zijn tevens begrepen de kosten van het openen en weder
dichtmaken van het graf. Andere kosten zijn niet verschuldigd.
Deze bedragen zijn zo gering, dat moeilijk kan worden aangenomen,
dat hierin een vergoeding voor het gebruik van (een gedeelte) van het
graf is begrepen. Zelfs voor het openen en weder dichtmaken van het graf
zijn deze bedragen niet voldoende. Het is wel duidelijk dat de Raad des
tijds de kosten van deze begravingen zoveel mogelijk heeft willen beper
ken. Naar onze mening is hiervoor ook thans aanleiding. Voorgesteld wordt
derhalve voor het begraven in een algemeen graf geen grafrechten te vra
gen.
Voor het bijzetten van een urn of van een asbus in de urnenplaats
wordt niet een indeling naar klassen (afdelingen) voorgesteld. Het tarief
kan naar ons gevoelen worden gesteld op dat voor graven van de tweede af
deling.
Behalve voor het bijzetten van een urn of van een asbus zal op de
begraafplaats gelegenheid moeten zijn voor het uitstrooien van as van ge-
cremeerden. Aangezien de uitstrooiplaats voor een vrijwel onbeperkt aan
tal jaren dienst kan doen en voor de aanleg en het onderhoud hiervan geen
bijzondere voorzieningen behoeven te worden getroffen, lijkt het ons niet
nodig voor het uitstrooien van as van gecremeerden een vergoeding te vra
gen.
Teneinde aan de nabestaanden, die zulks wensen het vrijwel onbeperkte
gebruik van de grafruimte te verzekeren, is een bepaling in de ontwerp
verordening opgenomen, volgens welke de rechthebbende op een grafruimte
of op een ruimte van de urnenplaats, bij het eindigen van de tijd van uit
gifte, dit recht opnieuw voor 20, 40, 60, 80 of 100 jaren kan verkrijgen.
Voor het inschrijven en overboeken in het daartoe bestemde register,
alsmede voor een uittreksel uit het register, is thans voor elk graf een
recht van 5?-- verschuldigd. Wij menen dat voor het inschrijven van een
graf, een administratieve handeling, die uit het uitgeven van grafruimte
voortvloeit, geen recht behoort te worden gevraagd. In de ontwerp-veror-
dening is daarom bepaald, dat slechts voor het overboeken van een graf
ruimte het krachtens de wet op de lijkbezorging toegestane maximum-recht
ad 3,-- verschuldigd is. Het recht voor een uittreksel uit het register
behoeft niet in de heffingsverordening te worden geregeld, omdat hiervoor
de legesverordening kan worden toegepast.
Artikel 7 (oud) regelt de heffing van het recht voor het openen en
weder dichtmaken van een eigen graf, terwijl artikel 10 (oud), 2e lid,
bepaalt, dat voor het in gebruik verkrijgen van een bepaald graf voor de
tijd van 10 jaren, voor zoveel betreft het openen en weder dichtmaken,
gelijke rechten verschuldigd zijn. Voorts vermeldt artikel 13 (oud) het
tarief voor het gebruik van de lijkbaar en verdere materialen. De krach
tens genoemde bepalingen verschuldigde rechten (de z.g. begrafenisrecht-
ten) verschillen naar gelang op de 2e, op de 3e of op de 4e afdeling
wordt begraven en, voor zover de kosten voor het openen en weder dichtma
ken betreft, naarmate op één diep of op twee diep wordt begraven.
Er is naar onze mening geen reden om voor de diensten als in de ar
tikelen 710, 2e lid, en 13, het huidige verschil in heffing te handha
ven, zodat wordt voorgesteld hiervoor een uniform tarief toe te passen.
Berekend naar 2,50 per man-uur zou een vergoeding van 15,-- aan
begrafenisrechten ongeveer de werkelijke kosten dekken indien op één diep
wordt begraven; op twee diep bedragen de kosten ongeveer 20,-- en op
drie diep 25,--. Voorgesteld wordt het begraafrecht te bepalen op de
middelsom van deze drie bedragen, dat wil zeggen op 20,--.
Krachtens artikel 34 van de wet op de lijkbezorging zal voor het be
graven van kinderen beneden de 12 jaren niet meer dan de helft en voor
kinderen beneden het jaar niet meer dan een vierde van laatstgenoemd be-
"drag"
drag mogen v/orden geheven. In de ontwerp-verordening is met dit wetsvoor
schrift rekening gehouden.
De bestaande verordening behelst niet een bepaling, waarbij de hef
fing is geregeld van het recht voor het opgraven van een lijk en voor het
verwijderen van de overblijfselen van lijken en kisten uit een grafruimte.
Toch komt het één, zowel als het andere voor. Deze werkzaamheden zijn in
de regel vrij lastig en bovendien behoren deze met grote zorg te geschie
den. Daarom is in de ontwerp-verordening bepaald, dat het hiervoor ver
schuldigde recht het tweevoud bedraagt van het bedrag, dat voor het be
graven wordt gevraagd. Ook hiervoor vindt artikel 34 van de wet op de
lijkbezorging toepassing.
Thans is krachtens artikel 9 (oud) voor het houden van toezicht bij
het openen van een grafkelder telkens f 10,-- verschuldigd. In de praktijk
is deze bepaling slechts enkele malen toegepast en wel uitsluitend bij het
plaatsen van een grafkelder (betonnen bak). In tegenstelling met het ope
nen en weder dichtmaken van een graf - dat door de grafdelvers der ge
meente geschiedt - worden de grafkelders door partikuliere steenhouwers
geplaatst. Ook deze werkzaamheden dienen met grote zorg te v/orden ver
richt en het is nodig, dat hierop van gemeentewege toezicht wordt uitge
oefend. Het is redelijk, dat hiervoor een vergoeding wordt betaald.
Met het plaatsen van een grafkelder in één grafruimte zijn ongeveer
8 uren gemoeid. Berekend naar een uurloon van 2,50, zal een bedrag van
20,-- ongeveer de kosten dekken. Voor het plaatsen van een grafkelder
in twee of meer naast elkaar gelegen grafruimten is uiteraard langduriger
toezicht vereist. Teneinde de heffingsverordening zo eenvoudig mogelijk
te houden en de tijd, benodigd voor het plaatsen van een kelder in meer
dan één grafruimte niet nauwkeurig is te bepalen, komt het ons niet wen
selijk voor hiervoor een afzonderlijk tarief vast te stellen. Voorgesteld
wordt derhalve voor een vergunning tot het plaatsen van een kelder, onge
acht of deze kelder voor één of voor meer grafruimten is bestemd, een
recht te heffen van 25,--.
Ingevolge artikel 4 (oud) is voor de vergunning tot het stellen van
gedenktekens, kruisen of andere verhevenheden, een recht verschuldigd,
dat varieert naar gelang de vergunning geldt voor de le, 2e, J>e of 4e af
deling. Ook de grondvlakte en de soort van de op het graf te plaatsen
voorwerpen is van invloed op de hoogte van het verschuldigde recht. Mede
in verband met de voorstellen tot wijziging van het stelsel van uitgifte
'van grafruimten en met de eisen, waaraan in de toekomst de grafbedekkin
gen moeten voldoen, achten v/ij het wenselijk een uniform tarief vast te
stellen voor het verkrijgen van een vergunning tot het plaatsen van een
gedenkteken of tot het aanbrengen van een beplanting op een graf. Een be
drag van 10,-- komt ons redelijk voor.
Artikel 4 (oud) bepaalt voorts, dat voor het ten behoeve ener opgra
ving tijdelijk verwijderen en weder plaatsen van gedenktekens, kruisen of
andere verhevenheden, indien zulks vanwege de gemeente geschiedt, telkens
een recht van 5,-- verschuldigd is. De tijd,die aan deze werkzaamheden
moet worden besteed, loopt zo uiteen, dat het ons niet verantwoord lijkt
hiervoor een vast bedrag te vragen. Daarom wordt voorgesteld het verschul
digde recht te berekenen naar 2,50 per man-uur, aan deze werkzaamheden
besteed.
Het voorstel om in de verordening op de Noorderbegraafplaats (zie
bijlage 202) in principe te bepalen, dat de grafbedekkingen van gemeente
wege worden onderhouden, maakt het nodig bepalingen vast te stellen, waar
bij de heffing en de invordering van de voor dit onderhoud te betalen
vergoeding wordt geregeld. Het is redelijk, dat het voor dit onderhoud
verschuldigde recht wordt bepaald op de werkelijke door de gemeente te
maken kosten. Het onderhoud zal door geschoolde krachten (de stenen ge
denktekens bij voorkeur door steenhouwers) moeten worden verricht. Een
berekening heeft uitgewezen, dat de werkelijke kosten aan lonen en sociale
lasten ongeveer 6,50 per graf en per jaar bedragen. Vermeerderd met
1,-- voor het gebruik van materialen kan de vergoeding per graf derhal
ve op 7,50 per jaar worden bepaald. "Jaarliikse"