Beschikbaarstelling gelden voor stichting bijz. school voor g.l.o. in het oosten der stad. Bijlage no. 204» Leeuwarden, 9 augustus 1956. Aan de Gemeenteraad. Bij brief van 26 juni j.l. verzoekt het bestuur der Vereniging voor Christelijk Schoolonderwijs, alhier, overeenkomstig het bepaalde in artikel 72 der Lager-onder- wijswet 1920, gelden uit de gemeentekas te mogen ontvangen voor de stichting van een school voor gewoon lager onderwijs in de omgeving van de Pieter Stuyvesantweg. Uit de overgelegde leerlingenlij sten met bijbehorende ouderverklaringen blijkt, dat de nieuw te stichten school zal worden bezocht door 120 leerlingen. Op grond van het vierde lid van artikel 73 mogen, behalve in gevallen, waarin aanzienlijke toeneming of belangrijke verplaatsing van de bevolking in enig deel der gemeente of andere gewichtige omstandigheden tot schoolstichting aanleiding geven, onder het aantal leerlingen, blijkende uit de zo juist bedoelde ouderverkla ringen, niet worden medegerekend: a. leerlingen, die de door hen bezochte gelijksoortige openbare school zouden ver laten, zonder deze op het tijdstip, waarop de verklaring wordt overgelegd, ge durende ten minste zes maanden te hebben bezocht, terwijl zij te voren geplaatst waren op een gelijksoortige bijzondere school, welke door hen is verlaten, of schoon zij zijn blijven wonen binnen een afstand van 4 Lm van die school; b. leerlingen, die de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school zouden ver laten, doch voor wie in die school in het voor hen bestemde lokaal plaatsruimte beschikbaar zou blijven, tenzij de woning dier leerlingen meer dan 4 km van de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school verwijderd is en zij op het tijdstip, waarop de verklaring wordt overgelegd, de door hen te verlaten school reeds gedurende ten minste zes maanden hebben bezocht. Van de bovenbedoelde 120 leerlingen bezoeken 34 nog geen school, terwijl 86 de van dezelfde vereniging uitgaande school aan de Margaretha de Heerstraat bezoeken, zodat ten aanzien van deze leerlingen moet worden aangetoond, dat voor hen geen plaatsruimte in genoemde school beschikbaar is. Laatstbedoelde school is momenteel een 10-mansschool met 410 leerlingen. Van deze school zijn 8 lokalen gevestigd in de voormalige leerschool aan de Marg, de Heerstraat 2 en 2 lokalen in de u.l.o-school aan de Marg. de Heerstraat 1. In ver band met de stijging van het aantal leerlingen en het gemis van vaklokalen heeft deze u.l.o.-school, die 12 leerkrachten telt met 14 lokalen, al deze lokalen thans nodig. Als gevolg daarvan zal plaatsruimte gezocht moeten worden voor twee klassen van het g.l.o. Na aftrek van eerder genoemde 86 leerlingen zullen op de school voor g.l.o. in de Marg. de Heerstraat nog overlijven 410 - 86 is 324 leerlingen, welk aantal ruim voldoende is voor acht leerkrachten en gehuisvest kan blijven in de 8 lokalen tellende voormalige leerschool. Onzes inziens blijkt uit het vorenstaande duidelijk, dat voor de hierboven be doelde 86 leerlingen geen plaatsruimte beschikbaar is in de school voor g.l.o. aan de Marg. de Heerstraat. Ook de van dezelfde vereniging uitgaande school aan de Pieter Feddesstraat biedt hiertoe geen gelegenheid nu 1 klas van de schippersschool reeds onderdak in deze school heeft gekregen. Aangenomen mag dus worden, dat 120 leerlingen (34 86) de nieuwe school zullen bezoeken, waarmede ruimschoots is voldaan aan de door de wet gestelde minimum eis van 100 leerlingen. Aangezien blijkens de door het schoolbestuur overgelegde stukken ook overigens aan de in artikel 73 der wet omschreven vereisten is voldaan, dient naar ons oor deel op de aanvraag van het schoolbestuur een gunstige beslissing te worden genomen. Indien daartoe t.z.t. aanleiding mocht bestaan, kunnen wij tegen de keuze van het terrein, het bestek van de bouw, de voorgenomen eerste inrichting en de raming "der"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1956 | | pagina 315