der hoeve en der verzwaring van de kosten ten gevolge van de huidige over
dracht, terwijl vervolgens verrekening behoort plaats te vinden van dit als
dan deswege te bepalen bedrag met de nu reeds uit dien hoofde uit te keren
2.500,
9. De overdragende partij is tot geen andere vrijwaring gehouden, dan tot die
wegens uitwinning.
10. Partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding als bedoeld
in de artikelen 1302 en 1305 van het burgerlijk wetboek.
11. Alle op de overdracht vallende kosten komen voor rekening van de gemeente
Leeuwarden
II, de onder I bedoelde perceelsgedeelten worden ondergebracht in het grondbedrijf.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris,
Vaststelling van de verordening tot het heffen van rechten voor de beurs.
Bijlage no. 231Leeuwarden, 20 september 1956»
Aan de Gemeenteraad.
Jarenlang kwam het voor, dat belastingverordeningen voor een bepaalde
termijn door de Kroon werden goedgekeurd. Blijkens arrest d.d. 21 novem
ber 1951? no, 10803, was de Hoge Raad evenwel van oordeel, dat deze tijde
lijke goedkeuring zich niet verdroeg met de wet en werd beslist, dat
plaatselijke verordeningen, v/elke voor een bepaalde termijn waren goedge
keurd, geacht moesten worden in het geheel niet te zijn goedgekeurd.
Het gevolg hiervan was, dat na dit arrest van de Hoge Raad de goed
keuring van plaatselijke verordeningen in geen enkel geval meer aan een
bepaalde tijdsduur werd gebonden. Aangezien de wetgever van oordeel was,
dat het stelsel van goedkeuring van een belastingverordening voor een be
paalde termijn niet kan worden gemist en met name niet in de gevallen,
waarin het tarief van de belasting moet zijn afgestemd op de kosten van de
voorzieningen, ter dekking waarvan de belasting zal worden geheven, is bij
de wet van 23 juni 1952, Staatsblad no. 363? be bevoegdheid van de Kroon
tot goedkeuring van plaatselijke verordeningen voor een bepaalde tijdsduur
gesanctioneerd. Bij deze wet is tevens een voorziening getroffen ten aan
zien van de verordeningen, waarvan als gevolg van vorengenoemd arrest - en
in afwachting van het tot stand komen van een wettelijke regeling - bij
verlenen van de Koninklijke goedkeuring het bepalen van een tijdsduur
achterwege is gebleven. Teneinde ook deze verordeningen alsnog te kunnen
toetsen aan de in de artikelen 280 en 287 der gemeentewet met betrekking
tot de opbrengst gestelde eisen, is in artikel III van de hiervoor genoem
de wet van 23 juni 1952 bepaald, dat verordeningen tot het invoeren of
wijzigen van heffingen, als bedoeld in de artikelen 275> eerste en derde
lid, en 280 der gemeentev\retwelke tussen 1 januari en de dag van inwer
kingtreding dezer wet (te weten 9 juli 1952) zijn goedgekeurd, op 1 januari
1957 vervallen.
In laatstgenoemde periode is in onze gemeente bij raadsbesluit van
12 maart 1952 tot stand gekomen de verordening tot het heffen van rechten
voor de beurs, welke is goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 9 juni
1952, Wij achten voortzetting van de in deze verordening geregelde heffin
gen ook na 1956 noodzakelijk. Aangezien een herziening van de bestaande
tarieven en/of andere wijzigingen naar ons oordeel niet nodig zijn, kan
deze verordening opnieuw, ongewijzigd,worden vastgesteld.
Wij geven U derhalve in overweging over te gaan tot hernieuwde vast
stelling van de verordening tot het heffen van rechten voor de beurs,
overeenkomstig het hierna afgedrukte ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
T. Bakker, Secretaris.
Verzonden 22 september 1956.