fonds aan alle gemeenten gezamenlijk. De verdeling van de middelen uit het gemeentefonds onder de gemeenten geschiedt aan de hand van de voor elke gemeente afzonderlijk vastgestelde basisbedragen per inwoner voor de algemene uitkering en voor de belastinguitkering. Indien de stand van de middelen van het fonds dit toelaat, respectievelijk noodzakelijk maakt, worden de uitkeringen procentueel verhoogd of verlaagd. In verband met de verlaging van de tarieven van verschillende rijksbelastingen, welke in de loop van 1955 heeft plaats gehad en waaraan zonder verhoging van het per centage van de opbrengst van de in het gemeentefonds te storten rijksbe lastingen de consequentie is verbonden, dat de algemene uitkering aan de gemeenten moet worden verlaagd, is in genoemd jaar bij de Staten-Generaal het wetsontwerp no. 4-104 ingediend, waarbij wordt voorgesteld, het aan- deeIpercentage van het gemeentefonds in de rijksbelastingen voor de jaren 1955 t/m 1957 te verhogen. Aangezien deze verhoging aan de krappe kant is gehouden en er, naar verwacht wordt, mitsdien geen middelen in het gemeen tefonds voorhanden zullen zijn om een beduidend hogere uitkering aan de gemeenten te kunnen toekennen, is tegen genoemd wetsontwerp in gemeente lijke kringen nogal verzet gerezen. Wellicht heeft mede hierdoor de open bare behandeling van het wetsontwerp nog steeds niet plaats gehad. In verband met de inwerkingtreding op 1 januari 1956 van de kleu teronderwijswet, tengevolge waarvan in den vervolge de kosten van het kleuteronderwijs in beginsel voor rekening van het rijk zullen komen, wordt op het basisbedrag van de algemene uitkering een korting toegepast tot het bedrag, dat over 1954 per inwoner voor het kleuteronderwijs voor rekening van de gemeente is gebleven. Deze maatregel is getroffen om te voorkomen, dat do gemeenten geldelijk voordeel zouden genieten van de overheveling van de kosten van het kleuteronderwijs van de gemeenten naar het rijk. De korting bedraagt voor de gemeente Leeuwarden naar raming 2,37 per inwoner. Aangezien het basisbedrag van de algemene uitkering voor deze gemeente voor de jaren 1955 e.v. was vastgesteld op 37,70 per inwoner, is bij het samenstellen van de primitieve begroting voor I957, bij het ramen van de algemene uitkering, rekening gehouden met een basisbedrag van 35 33 - De belastinguitkering is, evenals voor 1956» ge raamd naar een basisbedrag van 16,91 per inwoner. Zoals U bekend is, is in de maand september 1955 een verzoek inge diend bij de Minister van Binnenlandse Zaken tot verhoging van het basis bedrag van de algemene uitkering voor deze gemeente voor 1956. Hoewel een definitieve beslissing op dit verzoek nog niet is ontvangen, mag, op grond van het bereids gepleegde overleg met Gedeputeerde Staten dezer provincie, worden aangenomen, dat de gemeente voor het sluitend maken van de gewone dienst, zonder rekening te houden met de kapitaalslasten, die uit de aanleg van de veemarkt en de uitvoering van andere grote kapitaals- werken voortvloeien, voor 1956 een verhoging van de algemene uitkering uit het gemeentefonds van 210.000,-- zal ontvangen. Voorts wordt ver wacht, dat de lasten, die uit hoofde van de uitvoering van het veemarkt plan in de begroting voor 1956 zullen moe ben worden gerealiseerd, ten vol le zullen worden gecompenseerd door een verhoging van de algemene uitke ring uit het gemeentefonds, terwijl bovendien ter dekking van de kapi taalslasten, voortvloeiende uit andere onrendabele kapitaalswerkentot een totaal bedrag van 3*000.000,--, eveneens een verhoging van de alge mene uitkering uit het gemeentefonds zal plaatsvinden. Haar een globale becijfering uitwijst,is het niet uitgesloten, dat de begroting voor 1956 zonder rekening te houden met de lasten, verband houdende met de reeds aangekondigde loonsverhoging voor het overheidspersoneel, hierdoor slui tend zal kunnen worden gemaakt. Wij zullen U terzake spoedig een voor stel tot wijziging van de begroting voor I956 voorleggen. Ook de gewone dienst voor 1957 zal, met inachtneming van de reeds voor 1956 toegezegde en derhalve ook voor 1957 té verwachten hogere uitkering uit het gemeente fonds van 210.000,-- en zonder rekening te houden met de kapitaalslas ten, voortvloeiende uit de in 1956 uit te voeren nieuwe werken, sluiten. Er is derhalve geen aanleiding voor het gewone budget van de gemeente voor 1957 een hogere uitkering uit het gemeentefonds te vragen. Ten aanzien van de kapitaalslasten, voortvloeiende uit de aanleg van de nieuwe veemarkt en van de kapitaalslasten, resulterende uit het voor 1957 benodigde investeringsvolume van 3*000.000,--, ligt dit echter an ders. Voor 1956 zal terzake vermoedelijk een hogere uitkering van rond 203.000,-- worden genoten. Voor de berekening van dit bedrag is de af- schrijvings— en rentelast van de veemarkt c.a. voor 1956 bepaald aan d^ hand van de voor uitvoering van dit object in 1956 te besteden bedragen, terwijl voor het investeringsvolume van 3*000.000,-- is uitgegaan van \°/0 rente over dit bedrag en 3"g i° afschrijving hiervan. Het zal U duidelijk zijn, dat de kapitaalslasten van de veemarkt, al naar gelang de investe ringen hiervoor een grotere omvang aannemen, van jaar op jaar toenemen. De financiële consequenties hiervan dienen naar onze mening tot uitdruk king te komen in een verhoging van de algemene uitkering uit het gemeente fonds. Te Uwer oriëntering voegen wij hierbij een overzicht van de bedra gen, die, met uitzondering van de gebouwen, in de komende jaren ten behoe ve van het veemarktplan moeten worden besteed (bijlage I). Zodra het in 1956 beschikbaar gestelde investeringsvolume volledig is besteed, zullen de ter consolidatie van de voor financiering van de desbetreffende objecten opgenomen korte kredieten worden omgezet in le ningen op lange termijn, waarvoor uiteraard een beduidend hoger renteper centage verschuldigd is, dan voor de berekening van de hogere algemene uitkering uit het gemeentefonds in aanmerking is genomen. Voorts moet er rekening mede worden gehouden, dat een investerings volume van 3.000.000,-- uiteraard niet toereikend is om de in de naaste toekomst hier ter stede te realiseren kapitaalswerken te kunnen uitvoeren. Er zijn nog talrijke noodzakelijke voorzieningen te treffen, waarvan de lasten niet uit het normale budget kunnen worden gevonden. Bij het gevoerde overleg over de begrotingspositie van 1956 hebben wij Gedeputeerde Staten er reeds op gewezen, dat o.i. ook voor 1957 een investeringsvolume van tenminste 3.000.000,-- voorhanden moet zijn om de meest urgente werken ter hand te kunnen nemen. Onder het nodige voorbehoud menen wij te mogen opmerken, dat het der halve geenszins is uitgesloten, dat ook voor 1957 f 3*000.000,-- aan ka pitaalswerken zal kunnen worden besteed, hetgeen zou betekenen, dat in 2 jaar tijds met de uitvoering van openbare werken tot een totaal bedrag van 6.000.000,-- een aanvang zou kunnen worden gemaakt. Van dit bedrag heeft overeenkomstig de door U genomen besluiten reeds een bedrag van 2.667.170,-- een bestemming gevonden. Voor een specificatie hiervan mo gen wij verwijzen naar de hierbij gevoegde bijlage II. Voor nieuwe wer ken zal voor 1957 derhalve eventueel nog beschikbaar zijn 3*332.830,--. Wij zullen ons nader beraden over de vraag, welke projecten ten las te van dit bedrag kunnen voorden uitgevoerd. Te Uwer oriëntering leggen wij U hierbij een lijst van werken over, waarvan plannen in voorbereiding zijn en die, nadat omtrent de verhoging van de uitkering uit het gemeentefonds voor 1957 meer zekerheid zal zijn verkregen, tot een omvang van 3*332*830,-- zullen kunnen worden uitge voerd (bijlage II). Zoals wij U hiervoor reeds hebben medegedeeld, is de gemeentebegro ting voor 1957) met inbegrip van de le wijziging, sluitend, indien althans de in 1956 voorlopig toegezegde verhoging van de algemene uitkering uit het gemeentefonds ten bedrage van 210.000,-- definitief zal worden toe gewezen. Bij het samenstellen van de ontwerp-begroting voor 1957 is nog geen rekening gehouden met de gevolgen van de toekenning van een salarisverho ging van 6 "Jo aan het gemeentepersoneelY/ij menen er op te mogen rekenen, dat tegenover deze hogere personeelslasten t.z.t. een hogere uitkering uit het gemeentefonds zal kunnen worden geraamd. Wij nemen aan, dat dit ook het geval zal zijn met de financiële gevolgen voor de gemeente van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1956 | | pagina 367