de laatstelijk genoten ?;edde of de beloning geacht te zijn verhoogd met 6%. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 Voorzitter. Secretaris. Verhoging algemene uitkering uit het gemeentefonds. Bijlage no. 245- Leeuwarden, 21 september 1956. Aan de Gemeenteraad, ■Bij de wet van 8 januari 1955; 'Stbl. no. 17, is een regeling getrof fen met betrekking tot de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten voor de jaren 1955 "tot en met 1957» Ter uitvoering van deze wet is het Koninklijk Besluit van 2 juni 1955, Stbl. no. 229, verschenen, houdende vaststelling van het Financiële Verhoudingsbesluit 1953- Inge volge artikel 4 v&n de genoemde wet van 8 januari 1955 kunnen de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën op verzoek van het gemeentebestuur de algemene uitkering uit het gemeentefonds verhogen, indien zich in die gemeente omstandigheden voordoen, welke doen verwachten, dat deze uit kering uit het gemeentefonds aanmerkelijk tekort zou schieten in de voor ziening in de behoefte van deze gemeente aan algemene inkomsten. Op grond van het bepaalde in artikel 3 van het Financiële Verhoudings besluit 1953 moet een verzoek om verhoging van de uitkomst per inwoner van de algemene uitkering, bedoeld in artikel 4 der wet, door de gemeente raad worden gedaan en in viervoud worden ingediend bij de Minister van Binnenlandse Zaken, De verhoging der uitkomst gaat niet eerder in, dan met ingang van het dienstjaar, dat aanvangt ten minste 3 maanden na de in diening van het verzoek. Indien de gemeenteraad derhalve termen aanwezig acht om een verzoek tot verhoging van het bedrag per inwoner voor 1957 in te dienen, dan zal een hiertoe strekkend besluit vóór 1 oktober 1956 moeten worden genomen. Blijkens brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 28 maart 1955, afd. financiën, no. U 17686 (B.B.),ligt het niet in het voornemen, voor de jaren 1956 en 1957 -dit is dus de periodegedurende welke de wet van 8 januari 1955 nog van kracht zal zijn- wederom een groot aantal her zieningen in overweging te nemen. In dit verband stemt het ons tot vol doening, dat het ingediende verzoek van de gemeente Leeuwarden tot ver hoging van de algemene uitkering uit.het-gemeentefonds voor 1956 in gunstige overweging is genomen. Hoewel de definitieve beslissing van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën op de ingezonden aanvraag nog niet is ontvangen, mag op grond van een schrijven van Gedeputeerde Staten van Friesland van 16 juli 1956, 3e afdeling,no. 217, worden verwacht, dat voor 1956 een verhoging van de algemene uitkering uit het gemeentefonds zal worden ont vangen van in totaal 413,255,--. Van dit bedrag heeft 210.000,-- be trekking op de gewone dienst, terwijl 203.255;-- vermoedelijk zal worden toegewezen ter dekking van de kapitaalslasten, voortvloeiende uit de voor genomen uitvoering van het veemarktplan en van andere openbare werken tot een totaal bedrag van 300.000,--. Zoals wij U in de aanbiedingsbrief van de begroting voor 195/ hebben medegedeeld (bijlage no. 234); menen wij op grond van voorlopige becijferingen te mogen aannemen, dat de begroting voor 1956 na toekenning van de in uitzicht gestelde verhoging van de al gemene uitkering uit het gemeentefonds sluitend zal zijn. Aangezien ook de ontwerp-begroting voor 1957; met inachtneming van de voor 1956 toege zegde en mitsdien ook voor 1957 te verwachten hogere uitkering uit het ge meentefonds van 210.000,-- en zonder rekening te houden met de kapitaals- lasten, voortvloeiende uit de in 1956 uit te voeren nieuwe werken, sluitend is, is er onzes inziens geen aanleiding voor het gewone budget van de ge meente voor 1957 een hogere uitkering uit het gemeentefonds te vragen. Voor de uitvoering van nieuwe kapitaalswerken zal, zoals hiervoor reeds is opgemerkt, voor 1956 vermoedelijk een hogere uitkering uit het gemeentefonds worden ontvangen van 203.255,--. Van dit bedrag heeft 68.255,--"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1956 | | pagina 395