No. 1799.
De Raden der gemeenten Almelo, Amsterdam, Alkmaar, Amersfoort, Apeldoorn,
Assen, Brielle, Deventer, Dordrecht, Emmen, Enschede, Gorirrchem, Gouda, 's-Gra-
venhage, Groningen, Den Helder, Hilversum, Leeuwarden, Meppel, Middelburg,
Naaldwijk, Rotterdam, Smallingerland, Sneek, Terschelling, Utrecht, Winterswijk
en Zaandam, het Bestuur van de streekschool tot opleiding van onderwijzeressen
bij het kleuteronderwijs te Arnhem en het Bestuur van de Kennemer Streekschool
tot opleiding van onderwijzend personeel bij het kleuteronderwijs, gevestigd
te Haarlem, alle aangesloten bij de gemeenschappelijke regeling tot vorming
van het Landelijk Bureau voor examens voor akten voor kleuteronderwijs;
Overwegende, dat krachtens de Wet op het kleuteronderwijs in het jaar 1958
voor de eerste maal schooleindexamens en het staatsexamen voor de akte van be
kwaamheid als hoofdleidster en die als leidster bij het kleuteronderwijs zul
len worden afgenomen;
dat derhalve de taak van genoemd bureau afloopt;
dat het daarom gewenst is, dat de samenwerking tussen de genoemde gemeen
ten en besturen met betrekking tot dat bureau eindigt en de gemeenschappelijke
regeling wordt opgeheven;
BESLUITEN:
met ingang van 1 Mei 1958 op te heffen de gemeenschappelijke regeling tot vor
ming van een bureau genaamd "Het Landelijk Bureau voor examens voor akten voor
kleuteronderwijs en tot instelling van een orgaan voor de vervulling van de
taak van dat bureau.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
Voorzitter.
Secretaris.
Onteigening gronden ter verwezenlijking van verschillende uitbrei
dingsplannen.
Bijlage no. 18. Leeuwarden, 1 Februari 1956.
Aan de gemeenteraad.
Bij besluiten van Uw raad van 28 September 1955 (zie bijlage
no. 249 van 1955) werd voorlopige goedkeuring verleend aan de plan
nen tot onteigening in het belang van de volkshuisvesting, krachtens
het bepaalde in artikel 77> lid 1, onder 4 van de Onteigeningswet
van uen aantal percelen en perceelsgedeelten. Het bezit van de te
onteigenen gronden is voor de gemeente van belang, ten einde uitvoe
ring te kunnen geven aan door Uw raad vastgestelde plannen van uit
breiding.
Zoals Uw Raad bekend is, ligt het in de bedoeling binnen afzien
bare tijd over te gaan tot:
het uitvoeren van grondv/erken enz. in verband met de aanleg van een
nieuwe veemarkt;
b» het voltooien van het gedeelte rondweg tussen het Valeriusplein en
de Harlingertrekvaart
c. het verbreden 'van een gedeelte van de Harlingertrekvaart;
d. het doortrekken van de Julianalaan (gedeelte rondweg) in noord
westelijke richting tot aan het spoorwegemplacement en het reali
seren van de aan de daaraan gelegen gronden gegeven bestemmingen;
e. het aanleggen van straten op het industrieterrein in Leeuwarden
west, ten zuiden van de Harlingertrekvaart en het uitgeven van de
daaraan gelegen gronden als industrieterrein.
Voor de uitvoering van deze werken is het bezit van de te ont
eigenen gronden noodzakelijk.
De op de bedoelde onteigeningsplannen betrekking hebbende stuk
ken, vermeld in artikel 80, 2e lid, der Onteigeningswet, hebben van
10 October 1955 gedurende 30 dagen voor een ieder ter gemeente
secretarie ter inzage gelegen. Het hoofd van het gemeentebestuur
heeft deze ter inzage-legging op 8 October 1955 op de gebruikelijke
wijze en door publicatie in een viertal ter plaatse verspreid wor
dende nieuwsbladen ter openbare kennis gebracht.
Op 19 November 1995 heeft een aantal belanghebbenden, genaamd
J. Koopmans, dr. C.G. Smit, J.J. Zeilstra, W.P. Dirksen, A. lïonijnen-
dijk, allen wonende te Leeuwarden, H.W. Meijburg, wonende te Bussum
en P.A. Kroon, wonende te Vlieland, bezwaren tegen de voorlopig
goedgekeurde onteigeningsplannen ingediend. Het bezwaarschrift is
binnen de wettelijk gestelde termijn ingekomen. Overeenkomstig het
bepaalde in artikel 81 van de Onteigeningswet is omtrent het inge
komen bezwaarschrift het advies ingewonnen van de Hoofdingenieur-
Directeur van de Wederopbouw en Volkshuisvesting in de provincie
Friesland. Het ingekomen advies ligt bij de stukken voor U ter in
zage
Naar de mening van adressanten kan de voorgenomen onteigening
van hun voortuinen aan de Heliconweg niet geacht worden dienstig
te zijn aan de belangen van de volkshuisvesting en kan zij mitsdien
niet plaats vinden op grond van artikel 77 van de Onteigeningswet.
Adressanten staan namelijk op het standpunt, dat de geprojecteerde
verbreding van de HeUcaiweg uitsluitend dient ter terorderirg en versnelling van het verkeer en
daarmede geen belangen van de volkshuisvesting zijn gemoeid. Bovendien is rfc verbreding van
d„e Heliconweg huns inziens niet noodzakelijk, omdat deze weg vol
doende capaciteit bezit om een intensief verkeer te verwerken. Zij
gaan dan verder in op het profiel van de weg, zoals dit in het uit
breidingsplan is opgenomen. Tenslotte voeren zij aan, dat bij de bouw
van hun woningen is uitgegaan van een voortuin met een diepte van
б,50 m, zodat bij verbreding van de weg en onteigening van het
"grootste"