if-;
Wijziging artikel 26 en artikel 34
De in deze artikelen voorgestelde wijzigingen beogen in de eerste
plaats het minimum vakantieverlof te verhogen van 14 op 15zulks in aan
sluiting op de voor het rijkspersoneel ingevoerde verruiming. Vervolgens
wordt eveneens in aansluiting op de nieuwe rijksregeling beoogd bij de be
paling van het vakantieverlof naast het element diensttijd ook het element
leeftijd een rol te doen spelen, alsmede een verruiming ten aanzien van de
gevallen, waarin buitengewoon verlof kan worden verleend. Zo wordt het aan
tal verlofdagen bij verhuizing verhoogd tot ten hoogste 2 en de mogelijk
heid geopend om bij huwelijks jubileum van ouders, stief- en of schoonouders
een dag verlof te verlenen. Tenslotte wordt voorgesteld het recht op verlof
voor het bijwonen van vergaderingen van organisaties te beperken tot ambte
naren, die lid zijn van verenigingen van ambtenaren, welke zijn aangesloten
bij de centrale, waarmede centraal overleg plaats heeft. Het recht op ver
lof voer het bijwonen van vergaderingen van commissies voor georganiseerd
overleg,wordt uitgebreid tot die van medezeggenschaps- en werkclassifica-
tiecommis sie s
Wijziging artikel 39 en artikel 42 met invoeging van de nieuwe artikelen
42a en 42b
Krachtens bij de wet van 14 januari 1954? S 5? ingevoe^
"tikel 6ja
in de Pensioenwet 1922 wordt' aan de wegens invaliditeit gepensioneerde
ambtenaar, die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft overschreden, een
tijdelijke verhoging van het invaliditeitspensioen toegekend.
Op deze tijdelijke verhoging worden echter inkomsten gekort, welke de
gepensioneerde geniet of gaat genieten uit of in verband met de betrekking,
waaruit het ontslag is verleend, terzake waarvan het pensioen is toegekend.
De hier bedoelde voorstellen hebben in hoofdzaak tot strekking de krach
tens het Algemeen Ambtenarenreglement uit het hoofdstuk ziekte toegekende
aanvullende uitkeringen niet onder de korting te doen vallen, hetgeen kan
worden bereikt door de uitkeringen toe te kennen vóór het verleende ont
slag.
Wijziging artikel 65
Deze wijziging betreft de verplichting tot het verrichten van dienst
ten behoeve van de bewaking en bescherming van gebouwen en andere objecten
der gemeente in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone
omstandigheden uit te breiden tot de verplichting tot bescherming van en
hulpverlening aan personen, die in deze gebouwen aanwezig zijn.
II Arbeidsovereenkomstenverordening
Wijziging artikel 17
Voor wat betreft de regeling van de vakantietoelage ten behoeve van
werknemers, die niet onder een collectieve arbeidsovereenkomst worden be
grepen, volstaat de Arbeidsovereenkomstenverordening met te verwijzen naar
het Algemeen Ambtenarenreglement. Nu, zoals boven is uiteengezet, wordt
aanbevolen in dit reglement een meer uitgewerkte regeling bij verordening
te geven, dient in verband daarmede de Arbeidsovereenkomstenverordening
dienovereenkomstig te worden gewijzigd.
Wijziging artikel 57
In aansluiting op de rijksregeling wordt voorgesteld de uitkeringen
bij overlijden van arbeidscontractanten, die niet onder een collectieve
arbeidsovereenkomst worden begrepen,te verhogen van 2/52 tot l/l2 gedeelte
van het loon over de laatste 5 jaren. Het Algemeen Ambtenarenreglement
kent reeds een uitkering (smartegeld) gelijk aan drie maanden bezoldiging.
'iir
Wijziging artikel 10
De wijziging heeft in aansluiting op het terzake bepaalde in het
Rijkswachtgeldbesluit ten doel niet alleen voor vermindering van het wacht
geld in aanmerking te doen komen de inkomsten van een wachtgelder, ver
bonden aan een betrekking, waardoor hij op grond van artikel 4 van de Pen
sioenwet 1922 onder deze wet valt, maar de inkomsten verbonden aan elke
betrekking waardoor de wachtgelder onder de Pensioenwet 1922 valt.
IV Kindertoelageverordening
Wijziging artikel 2
Bij de wet van 21 december 1955 is de Kinderbijslagwet per 1 januari
1956 zodanig gewijzigd, dat de leeftijdsgrens voor het recht op kinderbij
slag voor invalide kinderen is gebracht op 27 jaar, gelijk dit reeds voor
studerende kinderen het geval was.
Teneinde het overheidspersoneel te dezen aanzien niet achter te stel
len bij de werknemers in het vrije bedrijf, wordt in de onderhavige wijzi
ging een adequate voorziening aanbevolen.
Daar, zoals is gebleken, de aanbevolen wijzigingen in het algemeen
aansluiten op de terzake gegeven rijksregelingen, achten wij geen termen
aanwezig de overneming daarvan niet in overweging te nemen. Op grond hier
van stellen wij Uw raad voor te besluit conform de hierbij gevoegde ont
werp -be sluit en.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
T. Bakker, Secretaris.
Verzonden 13 oktober 1956.