ITo15169, DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 oktober 1956 (bijlage no. 253); Gezien het schrijven van het Centraal Bureau inzake gemeenschappelijke behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden d.d. 28 juni 1956, no. 313; BESLUIT s vast te stellen de volgende VERORDENING tot wijziging van het Algemeen Ambtenarenreglement Artikel I. Artikel 6, lid 1. "sub a, b en d" wordt vervangen door "sub a en b". Artikel 14, lid 3* Het bepaalde onder d vervalt. Artikel 25. Het bepaalde onder lid 4 vervalt. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 25a, luidende? Artikel 25a. 1. De ambtenaar heeft in elk kalenderjaar aanspraak op een vakantietoe lage en wel voor elke maand, waarin hij over ten minste zestien dagen, hetzij als zodanig bezoldiging, hetzij als werknemer op grond van afdeling I van de Arbeidsovereenkomstenverordening loon heeft genoten, voor zover over die maand niet ingevolge artikel 17, lid 2, van die verordening va kantietoelage is uitgekeerd. 2. De vakantietoelage bedraagt voor elke maand, bedoeld in het eerste lid, 4i° van de op 1 mei van het jaar van uitbetaling of op de datum van indiensttreding in de loop van die maand, voor de ambtenaar geldende wedde per maand vermeerderd met de maandelijkse kindertoelage en kindertoeslag toegekend ingevolge de Kindertoelageverordening. Met wedde wordt bedoeld hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 16, met uitzondering van het gedeelte van de vakantietoelage, dat in de pensioensgrondslag is opgenomen. Voor de ambtenaar, die op 1 mei werknemer was als bedoeld in het eerste lid treedt in de plaats van de wedde het loon, verminderd met het gedeelte van de vakantietoelagedat in de pensioensgrondslag is opgenomen. 3. Voor zover de vakantietoelage wordt berekend over de kindertoelage en de kindertoeslag, wordt zij genoten bij wijze van tijdelijke toelage. 4. De vakantietoelage wordt eenmaal per kalenderjaar uitbetaald over de periode van twaalf maanden, aangevangen met de maand juni van het vooraf gegane kalenderjaar. 5. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid vindt uitbetaling ook plaats bij ontslag van de ambtenaar, tenzij dit ontslag zonder onder breking- door een andere dienstbetrekking bij de gemeente wordt gevolgd, en wel over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode als bedoeld in het vierde lid en de datum van het ontslag, bere kend naar de in het tweede lid bedoelde inkomsten op het tijdstip van het ontslag. 6. Bij toepassing van de voorgaande leden wordt in acht genomen? a. dat onder ambtenaar mede wordt verstaan de gewezen ambtenaar, ten aan zien van wie artikel 42, 42a of 42b toepassing vindt; b. dat met dagen, waarover de ambtenaar bezoldiging heeft genoten, gelijk gesteld worden de dagen, waarover hij krachtens de artikelen 20, 23b en "23d"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1956 | | pagina 412