betaling van de omslagpremie en ter dekking hiervan te beschikken over een
gedeelte van de na 1948 uit overschotten van de gewone dienst gekweekte
algemene reserve.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
T. Bakker, Secretaris.
Verzonden 31 oktober 1956.
Voorlopige reorganisatie gemeentelijke brandweer.
Bijlage no. 274» Leeuwarden, 1 november 1956.
Aan de Gemeenteraad.
Op grond van de verordening, betreffende de organisatie en het beheer
van de gemeentelijke brandweer (zie Uw besluit van 14 juli 1954? bijlage no.
117), bestaat de brandweer uit beroepspersoneelpersoneel van de gemeente
politie en vrijwilligers.
Het beroepspersoneel bestaat uit een hoofdbrandmeester, tevens commis
saris van politie, een adjunct-hoofdbrandmeester en 12 brandweerlieden. Deze
laatsten zijn in twee ploegen ingedeeld,' elke ploeg doet 24 uur achter el
kaar dienst. Rekening houdende met ziekte en verlof, zijn derhalve voort
durend 5 brandweerlieden aanwezig om op ieder moment te kunnen uitrukken.
Doet dit geval zich voor, dan wordt de ploeg, die vrij van dienst heeft,
onmiddellijk gealarmeerd.
Van het politiepersoneel zijn de ambtenaren, die tijdens de wachturen
op het bureau belast zijn met brandwachtdiensten, steeds beschikbaar. In
de praktijk betekent dit een versterking van het beroepspersoneel met onge
veer 4 man.
Het vrijwillige personeel bestaat uit 40 man, van wie 9 voor Wirdum en
31 voor Leeuwarden. Deze laatsten zijn onderverdeeld in 4 secties. Zodra
het beroepspersoneel met een autospuit uitrukt, worden de vrijwilligers,
die wonen in de sector, waarin de brand is uitgebroken, opgeroepen. Bij
verder alarm worden ook de vrijwilligers in de andere sectoren gewaarschuwd.
Op zichzelf is de sterkte van de brandweer, volgens bovenstaande inde
ling, voldoende om alle materieel te bemannen en te bedienen. Dit is in het
verleden dan ook steeds mogelijk gebleken. Ten gevolge van de uitbreiding
van de stad en ten gevolge van de versnelling van het economische en maat
schappelijke leven, waardoor veel mensen bij hun werkzaamheden, minder dan
vroeger, aan een bepaalde plaats gebonden zijn, dreigt echter de paraatheid
van het vrijwillige personeel te verminderen. Des avonds en des nachts is
deze paraatheid nog ruimschoots voldoende; overdag begint deze echter moei
lijkheden op te leveren, omdat de vrijwilligers dan hun eigen werkzaamheden
hebben en daardoor dikwijls op korte termijn niet bereikbaar zijn.
De mogelijkheid is dan ook niet geheel ondenkbaar, dat bij het uitrukken
van een tweede of derde autospuit na de melding van een grote brand zou
blijken, dat niet tijdig voldoende personeel beschikbaar is, zodat de uit
rukkende voertuigen onvoldoende bemand zouden zijn, te laat zouden kunnen
uitrukken en ter plaatse niet zouden kunnen optreden, zoals van een volle
dige ploeg verwacht mag worden. Een zodanig geval heeft zich in werkelijk
heid nog wel niet voorgedaan, maar het spreekt onzes inziens vanzelf, dat
op dit punt geen enkel risico aanvaard mag worden. De organisatie van de
brandweer dient immers onder alle omstandigheden zodanig te zijn, dat zij
de grootst mogelijke zekerheid biedt, dat in voorkomende gevallen, indien
nodig, steeds met voldoende personeel en materieel op de kortst mogelijke
termijn kan worden uitgerukt en opgetreden. Wij menen dan ook na ampele
overweging, dat zo langzamerhand het tijdstip gekomen is om voorzieningen
te treffen, die een grotere zekerheid geven, dan die, welke op het ogenblik
bestaat
Een uit brandweertechnisch oogpunt aanbevelenswaardige oplossing is on
getwijfeld een volledige beroepsbrandweer van een zodanige sterkte, dat
steeds voldoende mensen paraat zijn om met groot materieel op zeer korte
termijn uit te rukken.
Hoewel wij het niet geheel uitgesloten achten, dat wij voor een goede
organisatie van de gemeentelijke brandweer in de toekomst misschien in deze
richting verder moeten gaan, achten wij op het ogenblik in ieder geval het
tijdstip hiervoor nog niet aangebroken. Een van de vele problemen, die daar-