'Jo 1
v^' JL. I J
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 november
1956 (bijlage no. 300);
BESLUIT:
I. de gemeente koopt en neemt in volle en vrije eigendom, in het belang
van de volkshuisvesting, over van:
a. Christiaan Hendrik Heiner, Marnixstraat 19, alhier, en Jan Heiner,
Joh. van Zantenstraat 64 te Tilburg, het perceel met opstal, plaat
selijk gekwoteerd Houtstraat no. 102, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden, sectie E, no. 1310, groot 56 ca, voor een koopsom van
312,50, onder de volgende bepalingen en bedingen:
1. de grond wordt overgedragen met alles, wat daarop of daarin
aanwezig is en met alle daarop rustende erf diens tbaarheden en
lasten en daaraan verbonden rechten, doch vrij van hypotheek;
2. de levering geschiedt op de dag van het verlijden der akte van
overdracht
3. vanaf de dag van levering komen alle zakelijke lasten en belas
tingen, welke van het over te dragen perceel met opstal geheven
worden, voor rekening van de koopster;
4. de verkopers zijn tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot
die, welker uitsluiting de wet niet toestaat;
5. partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbin
ding, als bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het burger
lijk wetboek;
6. de kosten van overdracht komen voor rekening van de gemeente
Leeuwarden
b. Willem Platte, Oldegalileën 133, alhier, en Ferdinand de Lange,
Jan van Goyenstraat 3, alhier, het perceel met opstal, plaatselijk
gekwoteerd Blekerstraat no. 22, kadastraal bekend gemeente Leeu
warden, sectie E, no. 782, groot 46 ca, voor een koopsom van
287,50, onder dezelfde bepalingen en bedingen als die,vermeld
onder a, 1 t/m 6, en voorts onder bepaling, dat de makelaarsprovi
sie ad 32,50 voor rekening van de gemeente Leeuwarden komt;
II. de onder I a en b bedoelde percelen worden ondergebracht in het wo
ningbedrijf.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Verordening, als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 43 Uer Drankwet (Staats
blad 1931, no. 476).
Bijlage no. 301. Leeuwarden, 23 november 1956.
Aan de Gemeenteraad.
De Drankwet (Staatsblad 1931, no. 476) heeft de strekking om, door de
verkoop van alcoholhoudende dranken in het klein aan regelingen te binden,
in het belang van de volksgezondheid het drankmisbruik te voorkomen en te
gen te gaan. De wet tracht dit sociaal-hygiënische doel te bereiken onder
meer door het stellen van grenzen aan het aantal verkoopgelegenheden,
door het stellen van bepaalde eisen aan de personen, die deze gelegenhe
den exploiteren en door ten aanzien van de verkooplokaliteiten te bepalen,
dat hiervoor _a bij algemene maatregel van besturen eisen zullen worden ge
steld en b_ bij plaatselijke verordening nadere eisen kunnen worden voor
geschreven.
De eisen, hiervoor bedoeld sub a, zijn vervat in het Drankwetbesluit
1932. Zij zijn het zv/aarst voor de inrichtingen voor maatschappelijk ver
keer. Dit zijn inrichtingen, die in het maatschappelijk verkeer ter plaat
se van vestiging een belangrijke functie vervullen en waarin het gebruik
van alcoholhoudende dranken slechts van bijkomstige betekenis is.
In het algemeen zijn slechts de vergunningen en verloven A, verleend voor
lokaliteiten in inrichtingen voor maatschappelijk verkeer, vatbaar voor
een herhaalde overschrijving ten name van andere personen. De andere ver
gunningen en verloven A kunnen slechts eenmaal ten name van een ander wor
den overgeschreven en wel na overlijden van de vergunning- of verlofhou
der op naam van de overlevende echtgenoot of van een zijner kinderen.
Het is duidelijk, dat de wetgever zijn voormeld sociaal-hygiënisch
doel, te weten de beperking van het drankmisbruik, zó belangrijk heeft
geacht, dat hij de kleinhandel in alcoholhoudende dranken, destijds in
tegenstelling met de andere vormen van kleinhandel, aan een geheel stel
sel van dwingende bepalingen heeft gebonden. Het is echter eveneens dui
delijk, dat dat doel niet benaderd zou kunnen zijn zonder de werking van
allerlei maatschappelijke krachten, de aktiviteit van drankbestrijdings-
organisaties en van vele andere verenigingen en instellingen, de sport
enz. enz. Anderzijds kan die aktiviteit de steun van de hiertoe geschikte
overheidsmaatregelen niet ontberen.
Onze gemeente is in het nemen van die maatregelen niet achtergeble
ven. Wij noemen het niet onaanzienlijke bedrag, dat jaarlijks aan subsi
die ten behoeve van de drankbestrijding wordt verstrekt. Voorts ontleent
de voorzitter van ons college aan de verordening, regelende de politie op
de openbare vermakelijkheden en plaatsen van vereniging, de bevoegdheid
te bepalen, dat bepaalde tapperijen en kroegen tussen 's avonds acht uur
en 's morgens acht uur gesloten moeten zijn.
Tenslotte memoreren wij, dat Uw raad bij besluit van 31 oktober 1945
(gemeenteblad 1946, no. 15) een verordening heeft vastgesteld, waarbij
het stedelijk gedeelte der gemeente is verdeeld in een aantal wijken en
waarbij voor elke wijk ten aanzien van de vergunningen en de verloven A een
maximum is gesteld, terwijl ten aanzien van een vijftal wijken is bepaald,
dat daarin geen verloven A worden verleend.
De groei van de eisen, welke onder meer ter bevordering van de volks
gezondheid, de veiligheid van het verkeer en het vreemdelingenverkeer wor
den gesteld, hebben ons echter ons op de vraag doen beraden, of de tot dus
verre getroffen maatregelen nog als voldoende kunnen worden aangemerkt en
zo dit niet het geval is, welke maatregelen alsnog waren te treffen. Mo
menteel worden er in onze gemeente 106 vergunningen en verloven A ge
ëxploiteerd. Van dit aantal zijn er - de sociëteits- en slijtvergunningen
buiten beschouwing gelaten - 50 gelegenheden, ten aanzien waarvan niet
gezegd kan worden, dat het gebruik van alcoholhoudende dranken daarin
"van"