No. 1895. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDENS Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 Februari 1956 (bijlage no. 21)5 BESLUIT: de gemeente staat tot 31 December 2030 in erfpacht af aan H. Nijland, Achterweg 472 te Berlikum, het perceel bouwterrein, gelegen tussen het Harlingerplein, de Euterpestraatde Rossinistraat en de Corellistraat deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie D, no. 510Y5 op de bij dit besluit behorende tekening roodomlijnd aangegeven, ter grootte van ongeveer 4200 m2 en wel onder de volgende voorwaarden: 1de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van 147.775j--j bij een rentevoet van 4a" i° Per jaar? 2. het door belanghebbende ten kantore van het grondbedrijf gestorte bedrag van 6.650,--, als waarborg voor de nakoming der voorwaarden vervalt aan de gemeente, indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, tenzij burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen, te hunner beoorde ling niettemin tot gehele of gedeeltelijke teruggave van de waarborg som besluiten. Bij voldoening aan de voorwaarden wordt op aanvraag de waarborgsom teruggegevens 3. in het jaar 1995» en vervolgens steeds om de 25 jaar, wordt de waarde van de grond op dat tijdstip opnieuw door de gemeenteraad vastgestelds 4. zolang de erfpacht niet met toestemming van burgemeester en wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben; 5. de akte van erfpacht moet notarieel worden verleden binnen een door bur gemeester en wethouders te stellen termijn; 6. voor het overige zijn op deze afstand in erfpacht van toepassing - voor zover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd - de bepalingen, betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tussen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehorende aan de gemeente Leeuwar den. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Heffing opcenten op de hoofdsom van de personele belasting. Bijlage no. 22. Leeuwarden, 2 Februari 1956. Aan de Gemeenteraad. Tot op heden is het gebruikelijk, dat U jaarlijks, in de regel bij het vaststellen van de gemeente-begroting, het aantal opcenten bepaalt, dat ten behoeve van de gemeente wordt geheven op de hoofdsom der personele belasting. Reeds sedert 1 Juni 1947 is dit aantal opcenten in onze gemeen te op 150 vastgesteld, In het algemeen wordt in ons land als maximum aangehouden een aantal opcenten van 200, gezamenlijk te heffen door de provincie en de gemeente. Alle provinciën heffen het voor een provincie toegelaten maximum aantal (50), zodat voor de gemeenten 150 opcenten zesteren. In vrijwel aUe gemeenten bedraagt bet aantal gemeentelijke opcenten op de hoofdsom van de personele belasting dan ook 150. Aangezien de eigen inkomsten van de gemeente niet los kunnen worden gezien van de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten, ver wachten wij, dat in deze algemeen aanvaarde heffing van 150 opcenten voor lopig geen wijziging kan worden gebracht. Het komt ons ter vereenvoudiging van de administratie derhalve wenselijk voor, dat in het voor het komende belastingjaar (1 Juni 1956 - 31 Mei 1957) door U vast te stellen besluit het belastingjaar niet meer wordt genoemd, zodat dit besluit voor meer dan een jaar toepassing kan vinden. Onder mededeling, dat de Financiële Commissie hiermede kan instemmen, stellen wij U voor te besluiten overeenkomstig het hierbij gevoegde ont werp Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meulen, Burgemeester. T. Bakker, Secretaris. Verzonden 4 Februari 1956.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1956 | | pagina 49