voorschriften met betrekking tot de oostzijde van de Prins Hendrikstraat. Het ligt in ons voornemen U hiertoe binnen korte tijd de nodige voorstellen te doen. De hoogteligging van de nieuwe brug is voor de bovenkant van het rijdek bepaald op 2,70 m F.Z.P. De bovenkant van de brug komt hierdoor 0,23 m, de onderkant 0,35 m hoger te liggen dan de overeenkomstige hoog ten van de bestaande brug. Het bouwen van een nog hoger gelegen brug ach ten wij niet mogelijk met het oog op de hinderlijke opritten, welke daar van het gevolg zouden zijn. Door de constructiehoogte van het beweegbare gedeelte zoveel mogelijk te beperken, kan een doorvaarthoogte van ongeveer 1,85 m boven F.Z.P. worden bereikt, waarmede naar onze mening kan worden volstaan. Bij deze doorvaarthoogte kunnen kleine of diep geladen grotere schepen de brug passeren zonder dat deze geopend behoeft te worden. Ter vergelijking moge nog dienen, dat de doorvaarthoogten van de Verlaatsbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Wirdumerpoortsbrug en de bestaande Prins Hendrik- brug zijn resp. I.55, 2.00, 2.10 en 1.50 m +F.Z.P. De doorvaartwijdte is aangehouden op 8 m. Tussen de pijler en de land- hoofden van de bestaande brug zijn vrije doorvaartopeningen van 7 m aan- wezig. Bij de bepaling van de doorvaartwijdte van de nieuwe brug is uitge gaan van de gebruikelijke nuttige doorvaartopeningen hier ter stede van ongeveer 8 m. Teneinde te voorkomen, dat een door de brug varend schip, vooral bij tegenstroom,te veel weerstand ondervindt, is naast de door- vaartopening een terugstroomopening geprojecteerd. Beide openingen staan beneden de onderkant van de pijler met elkaar in verbinding, zodat het in de doorvaartopening opgestuwde water gemakkelijk een uitv/eg kan vinden. De terugstroomopening is gelegen aan de zuidzijde van de doorvaartopening. Aan de noordzijde van deze opening is de kelderruimte ontworpen, waarin de staart van de klap met het contragewicht en de bewegingsinrichting met electrische installatie zullen worden opgesteld. Het brugwachters huisje is ontworpen op de westzijde van het kelderlandhoofd. Door deze situering v/ordt het uitzicht over de gracht, de Sophialaan en de Prins Hendrikstraat zo ruim mogelijk gehouden. Ter weerszijden van de rijweg van de brug zijn afsluitmiddelen ge dacht, welke zodanig met het bewegingsmechanisme van de klap worden ver bonden, dat alleen bij gesloten stand beweging van de klap mogelijk is. De kelder, de pijler, de vaste landhoofden en de grondkerende muren zullen worden geconstrueerd van gewapend beton, de in het gezicht komende vlakken zullen worden bekleed met metselwerk en graniet. Het geheel dient te worden gefundeerd op betonpalen. Om de nieuwe werken tot stand te kunnen brengen, zal, aangezien de scheepvaart zo weinig mogelijk dient te worden gestremd, voor elk der landhoofden een waterdichte afdamming moe ten worden aangebracht. Voor een nadere oriëntatie mogen wij U verwijzen naar de bij de stuk ken overgelegde tekeningen. In het plan is tenslotte opgenomen het maken van een beweegbare hulp brug voor voetgangers, fietsen en handkarren, op een afstand van plm. 50 m ten westen van de Prins Hendrikbrug. De hulpbrug zal een rijwegbreed te van 3 ni krijgen, met aan weerszijden trottoirs ter breedte van 1 m. Het beweegbare gedeelte zal bestaan uit een licht ophaalbrugje met een overspanning van plm. 6.70 m. Het motorische wegverkeer zal tijdens de uitvoering van de werkzaamheden aan de nieuwe brug langs anö.ere routes de binnenstad moeten bereiken en verlaten. De kosten van de brug worden blijkens de ter inzage gelegde begroting geraamd op 1115.000,--welk bedrag in het bij de begrotingsstukken voor 1956 gevoegde ontwerp-besluit tot wijziging van de begroting voor dat jaar is geraamd op volgnummer 678 D. Iiaar een afschrijvingstermijn van 40 jaren en een rente van 3~g~ i° worden de hieruit voortvloeiende kapi- taalslasten geraamd op gemiddeld 4-6827 c/o van 1.115,000,-- of rond 52.215,-- per jaar. De kapitaalslasten voor 1956 ten bedrage van 33.260,-- zi jn voorlopig op volgnummer 600 A uitgetrokken. De investeringen voor de energiebedrijven zijn in de bij de begrotings stukken gevoegde le wijziging van de begroting van de energiebedrijven als volgt geraamd: "electriciteit electriciteithoogspanningsnet 2.5OO, laagspanningsnet 5-300,-- openbare verlichting 4-200,-- 10.000,-- De kapitaalslasten bedragen voor 1956 naar raming ƒ205.— voor het electriciteitsbedrijf en 155» voor de openbare verlichting. Onder mededeling, dat de Commissie voor de Openbare Werken en de Financiële Commissie zich hiermede kunnen verenigen, stellen wij TJ voor ten behoeve van het vernieuwen van de Prins Hendrikbrug een crediet van I.II5.OOO,-- en voor hiermede verband houdende investeringen van de energiebedrijven een crediet van 10.000,-- beschikbaar te stellen. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meulen, Burgemeester. T. Bakker, Secretaris. Verzonden 22 Februari 1956.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1956 | | pagina 73