Wijziging gemeentebegroting en begrotingen van de takken van dienst voor
het dienstjaar 1955 en wijziging van de gemeentebegroting voor het dienst
jaar 1956.
Bijlage no. 18. Leeuwarden, 24 januari 1957*
Aan de Gemeenteraad.
Onder verwijzing naar de bij de stukken ter inzage gelegde begrotings
wijzigingen, te weten
wijziging no. 17 van de gemeentebegroting,
wijziging no. 1 van de begroting van maatschappelijk hulpbetoon,
wijziging no. 2 van de begroting van het openbaar slachthuis,
wijziging no. 3 van de begroting van de geneeskundige- en gezondheidsdienst,
wijziging no. 4 van de begroting van het woningbedrijf,
wijziging no. 4 van de begroting van de gemeente-reiniging,
wijziging no. 6 van de begroting der openbare werken,
wijziging no. 11 van de begroting van het grondbedrijf en
wijziging no. 14 van de begroting van de energiebedrijven voor het dienst
jaar 1955 en
wijziging no. 18 van de gemeentebegroting voor het dienstjaar 1956, delen
wij U het volgende mede.
Algemeen.
Na de 16e wijziging van de gemeentebegroting voor het dienstjaar 1955
was op de post voor onvoorziene uitgaven nog een bedrag van 2.280,-- be
schikbaar. Dat de begroting geen nadelig saldo vertoonde, was slechts moge
lijk, doordat een bijdrage van 228.475»uit de algemene reserve was ge
raamd. In de U thans aangeboden begrotingswijziging konden de ramingen van
de inkomsten dermate worden verhoogd, dat, ondanks de aanzienlijke stijging
van de uitgaven, waaronder vrij grote betalingen aan het rijk, in verband
met in het verleden ontvangen te hoge voorschotten voor de salarissen van
het onderwijzend personeel, niet meer over een gedeelte van de algemene re
serve behoeft te worden beschikt, terwijl de raming van de post voor on
voorziene uitgaven tot 90.010»-- kan worden verhoogd. Na het sluiten van
de dienst 1955 moesten echter ten laste van de in de begroting voor 1956
geraamde post voor achterstallige uitgaven nog aanzienlijke bedragen worden
betaald, welke slechts ten dele door hogere inkomsten kunnen worden opge
vangen. Deze achterstallige uitgaven betreffen in hoofdzaak de betaling van
een salarisuitkering van 3 i° aan het gemeentepersoneel en de betaling aan
het rijk van de bijdragen voor het middelbaar onderwijs. Een en ander vor
dert een netto-uitgaaf van rond 145*000,--. Aangezien bij het berekenen
van de voorlopige uitkomsten van het dienstjaar 1955 een voorlopig over
schot van 90.010,-- (raming van de post voor onvoorziene uitgaven) is be
cijferd, zal over 1955»met inachtneming van de in de dienst 1956 (hoofdstuk
i) te verantwoorden achterstallige inkomsten en uitgaven tot een netto
bedrag van 145.000,--, uiteindelijk een nadelig saldo van rond 55*000,--
resulteren. Laatstgenoemd bedrag kan worden gedekt door te beschikken over
een deel van de algemene reserve.
Een samenvatting van de wijzigingen in de kostensoorten van de begro
ting van de algemene dienst 1955 is hierachter als bijlage opgenomen.
Hierbij moge met betrekking tot de voornaamste veranderingen in de verschil
lende kostensoorten nog de navolgende toelichting dienen,
a. personeelslasten
De personeelslasten worden 442.005»-- hoger geraamd. Deze verhoging
is, afgezien van enkele kleine mutaties in de personeelsbezetting, een
gevolg van wijzigingen in de bezoldigingsvoorschriften,
In het kader van de algemene loonsverhoging met ingang van 1 oktober
1954 zijn de salarissen en lonen krachtens de Bezoldigingsverordening
1948 bij raadsbesluit van 26 januari 1955» no. 872, ingaande 1 januari
1955 niet 6 a/o verhoogd. Daarnaast is bij besluit van de raad d.d. 20
"april