Sluiten van kasgeldleningen.
Bijlage no. 19* Leeuwarden, 25 januari 1957
Aan de Gemeenteraad.
Bij Besluit van 28 november 1956) no. 17493. hebt U ons machtiging
verleend ter voorziening in de behoefte aan kasgeld voor het dienstjaar
1957 voor zoveel nodig tijdelijke leningen aan te gaan tot een gezamenlijk
bedrag van ten hoogste 3.985.000,--. Genoemd besluit is door Gedeputeer
de Staten dezer provincie op 17 december 1956 goedgekeurd.
Het bedrag van 3.985.000,-- komt overeen met 25 i° van de op de gewo
ne dienst van de gemeentebegroting voor 1957. met uitzondering van de hoofd
stukken kasvoorzieningen en verrekeningen, geraamde uitgaven. Deze begren
zing van de kasgeldschuld is voor enkele jaren door de ministers van Bin
nenlandse Zaken en van Financiën bepaald, ten einde te voorkomen, dat de
ongeconsolideerde schuld der gemeenten een te grote omvang zal aannemen.
Indien het aanbod op de kapitaalmarkt voldoende is om langlopende lenin
gen te kunnen sluiten tegen een rentepercentage, dat gelijk is aan of lager
is dan de maximaal toegestane rente, welke is vermeld in de door bovenge
noemde ministers terzake uitgevaardigde voorschriften (het z.g. rentegamma),
ondervinden de gemeenten bij hun streven, de kasgeldschuld binnen de hier
voor gestelde grenzen te houden, geen moeilijkheden. In de afgelopen jaren
is de consolidatie van de vlottende schuld der gemeenten steeds mogelijk
gebleken. De laatste tijd stuit dit echter op moeilijkheden. Aangezien de
vraag naar kapitaal, zowel van de zijde van de overheid als van die van het
bedrijfsleven, zeer groot is en nog steeds toeneemt, terwijl de beschikbaar
komende middelen beperkt zijn, is de rente op de kapitaalmarkt gestegen.
Hiervan ondervinden de overheid en met name de lagere publiekrechtelijke
lichamen de weerslag. Het is nu reeds geruime tijd niet meer mogelijk te
gen een rentepercentage, dat ligt binnen de grenzen van het rentegamma,
langlopende leningen aan te gaan. Aanvankelijk is nog enige tijd door mid
del van uitgifte van premie- en obligatieleningen enigermate in de behoefte
voorzien, doch door de voortgaande rentestijging is het thans praktisch
uitgesloten leningen aan te trekken tegen de toelaatbaar geachte renteper
centages. De gemeenten zijn derhalve momenteel genoodzaakt, de gelden, die
zij voor het voldoen van hun bestaande betalingsverplichtingen uit hoofde van inves
teringen nodig hebben, op de geldmarkt aan te trekken. De hierboven ge
schetste ontwikkeling heeft echter ook de kasgeldrente omhoog gedreven.
Momenteel bedraagt deze rente ongeveer 5
Het kon dan ook niet uitblijven, dat de gezamenlijke vlottende schuld
der gemeenten sedert het einde van 1955 sterk is gestegen. Deze schuld be
droeg eind 1955 f 473 millioen
eind maart 1956 414 millioen
eind juni 1956 463 millioen
eind september 1956 640 millioen
Voor het vierde kwartaal 1956 moet op een verdere stijging worden gerekend.
De norm voor de gemeentelijke vlottende schuld, welke, zoals hierboven reeds
is aangegeven, is gesteld op 25 fo van de gewone dienst van de begroting, is
dan ook globaal gezien in vele gemeenten aanzienlijk overschreden. Mede ten
gevolge van het feit, dat onze gemeente per 1 oktober j.l. nog een 4 a/° ren
tende obligatielening van 3.000.000,heeft kunnen sluiten, is bedoeld
maximum in onze gemeente op dit moment nog niet overschreden. De kasgeld
schuld bedraagt momenteel 3.750.000,--.
Verwacht wordt, dat de vlottende schuld der gemeenten in de komende
maanden nog aanzienlijk zal toenemen. Talrijke gemeenten, waaronder
Leeuwarden, hebben grote kapitaalswerken in uitvoering, waarvan de vol
tooiing in de eerstvolgende tijd met vlottende middelen zal moeten worden
gefinancierd, zonder dat enig uitzicht bestaat, dat deze vlottende schuld
spoedig op grote schaal zal kunnen worden geconsolideerd.
"Een"