Do. 7005*
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van "burgemeester en wethouders van 9 juli 1957
(bijlage no167j
BESLUIT:
de gemeente verhuurt overeenkomstig de bij dit besluit behorende overeen
komst, ingaande 1 september 1957» voor onbepaalde tijd aan R.W. van der
Goot, M.H. Trompstraat 54» alhier, een perceel grond, gelegen tussen de
percelen Noordvliet 157-139 en de gemeentewoningen aan de M.H. Trompstraat,
ter grootte van plm. 77 m2deel uitmakende van het perceel, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden, sectie G, no. 14170, op de bij dit besluit be
horende tekening roodomlijnd aangegeven, tegen een huurprijs van f. 15,-
per jaar.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Vaststelling van een Verordening, betreffende het toekennen van een uit
kering en een pensioen aan gewezen wethouders der gemeente Leeuwarden,
zomede van een pensioen aan hun weduwen en wezen.
Bijlage no. 168. Leeuwarden, 9 juli 1957
Aan de Gemeenteraad.
Uw raad heeft bij verordening» waarvan de volledige tekst laatstelijk
is gepubliceerd in het Gemeenteblad 1936» no. 57» een regeling getroffen,
betreffende de toekenning van wachtgeld en pensioen aan afgetreden wethou
ders der gemeente Leeuwarden en aan hunne weduwen en wezen.
De regeling houdt in hoofdzaak het volgend.e ins
1. Aan hem» die ophoudt wethouder te zijn, wordt voor het tijdvak, dat
ten hoogste gelijk is aan zijn diensttijd tot een maximum van 5 ja-ar,
een wachtgeld toegekend. liet wachtgeld bedraagt gedurende het eerste
jaar 75gedurende het tweede jaar 50en gedurende het derde jaar
25$> van de laatstelijk genoten wedde.
2. Aan de gewezen wethouder, die gedurende ten minste 4 jaar wethouder
is geweest, wordt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd een ouder
domspensioen toegekend. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elke maand,
gedurende welke de betrekking van wethouder is bekleed, I/24O gedeelte
van de laatstgenoten wedde (5/1 per jaar) tot een maximum van de helft
dier wedde.
3. Aan de weduwe van de wethouder of van de gewezen wethouder» die recht
op ouderdomspensioen had, wordt een weduwenpensioen toegekend. Het
weduwenpensioen bedraagt jaarlijks de helft van het ouderdomspensioen.
4. Aan de minderjarige kinderen van de overleden wethouder of van de over
leden gewezen wethouder, die recht op ouderdomspensioen had, wordt een
wezenpensioen toegekend. Het wezenpensioen bedraagt jaarlijks voor elk
kind, welks moeder aanspraak maakt op weduwenpensioen, een tiende ge
deelte van het ouderdomspensioen en voor elk ander kind een vijfde ge
deelte van het ouderdomspensioen.
Het Interim-rapport van de Staatscommissie voor de pensioenwetgeving,
betreffende enkele urgente pensioenrechtenjke vraagstukken is voor de
Regering aanleiding geweest een wetsvoorstel In te dienen,waarbij onder
meer de wettelijke regeling, welke betrekking heeft op pensioenen van wet
houders, alsmede van hun weduwen en wezen,aan een algehele herziening te
onderwerpen. Dit wetsvoorstel heeft geleid tot de wet van 1 augustus 1956,
houdende nadere regeling tot het toekennen van een uitkering (wachtgeld)
en een pensioen aan onder anderen gewezen wethouders ener gemeente, zomede
van een pensioen aan hun weduwen en wezen, Stbl. 455 van 1956.
Tot het in werking treden van deze wet ontleenden dc gemeenteraden hun
bevoegdheid om voor gewezen wethouders een wachtgeld en een pensioensvoor
ziening te treffen aan artikel 101 der gemeentewet. Indien van deze be
voegdheid gebruik werd gemaakt, moesten de in genoemd artikel opgenomen
beperkingen in acht worden genomen. De nieuwe wet heeft een zelfde strek
king; zij beoogt een vervanging van de in artikel 101 der gemeentewet
opgenomen regeling.
Teneinde een indruk te geven» welke mogelijkheden de nieuwe wet biedt,
moge hieronder in grote trekken haar inhoud worden aangeduid.
1. A_an hem,die ophoudt wethouder te zijn, kan, voor zover hij alsdan niet
de leeftijd van 65 jaar beeft bereikt, een uitkering (wachtgeld) ï/orden
verleend. De uitkering kan worden toegekend voor een periode, gelijk
aan het tijdvak, waarin belanghebbende laatstelijk zonder onderbreking
wethouder is geweest tot een maximum van zes jaren, met dien verstande»
dat de uitkering ten minste voor de duur van twee jaren kan worden toe
gekend. De uitkering bedraagt ten hoogste gedurende het eerste jaar
80%, gedurende het tweede jaar 655», en vervolgens 50% van de voor het
ambt