A. Voor de toepassing van het vorig lid wordt de betrekking, waarvan de bekleding heeft geleid tot vervallenverklaring, als bedoeld in artikel 95, derd.e lid, der gemeentewet, geacht ter hand te zijn genomen,op de dag waarop de betrokkene heeft opgehouden wethouder te zijn. 3. De uitkering kan door de raad op voorstel van burgemeester en wethouders vervallen worden verklaard, indien de betrokkene niet of niet behoor lijk de gegevens verstrekt, welke burgemeester en wethouders ter bepa ling van de in het eerste lid bedoelde inkomsten nodig hebben. Artikel 5- De uitkering eindigt met de dag van overlijden van de gewezen wet houder. In dat geval wordt aan de weduwe een bedrag uitgekeerd, gelijk staande met de uitkering, welke de overledene laatstelijk genoot, over een tijdvak van 6 weken. Artikel 6. 1. De uitkering vervalt, wanneer de gewezen wethouder de leeftijd van 65 jaren bereikt. 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 4j eerste lid, vervalt de uitkering mede, indien en zodra de gewezen wethouder weder als wet houder van deze gemeente optreedt. Artikel 7- De raad kan besluiten, dat deze paragraaf niet van toepassing is ten aanzien van de gewezen wethouder, die heeft opgehouden wethouder te zijn ingevolge de artikelen S7a of 95 der gemeentewet, de artikelen W1 of W8 der Kieswet dan wel artikel 28 van het 'etboek van Strafrecht. Par. 2. Het eigen pensioen. Artikel 8. 1. Hij, die ophoudt wethouder te zijn, heeft, tenzij hij zonder onderbre king weder als zodanig optreedt, recht op een pensioen ten laste van deze gemeente, indien hij op het tijdstip, waarop hij ophoudt wethouder te zijn,de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt. 2. Hij, die ophoudt wethouder te zijn vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaren, heeft recht op een pensioen bij het bereiken van die leeftijd, tenzij hij inmiddels veder als wethouder van de gemeente is opgetreden. Artikel 9- Het pensioen van een gewezen wethouder bedraagt voor ieder dienstjaar als zodanig 3,5 ten honderd van de laatstelijk als zodanig genoten wedde, met dien verstande, dat niet meer dan 20 dienstjaren in aanmerking worden genomen. Artikel 10. 1. Indien naast het pensioen als gewezen wethouder een ander eigen pensioen wordt genoten en het totaal dier pensioenen meer zou bedragen dan het in het derde lid bedoelde grensbedrag, wordt eerstbedoeld pensioen beperkt tot een zodanig gedeelte van dat grensbedrag, als evenredig is aan de verhouding, waarin dat pensioen staat tot het totaal der pensioenen. 2. Onder eigen pensioen wordt in dit artikel verstaan een eigen pensioen ten laste van de Nederlandse Schatkist, van Suriname, van de Nederlandse Antillen, van Nieuw-Guinea, van een publiekrechtelijk lichaam in Neder land" land of in een der evengenoemde gebieden, dan wel van een door het openbaar gezag in Nederland of in een van die gebieden ingesteld fonds. 3. Het in het eerste lid bedoelde grensbedrag is gelijk aan het hoogste be drag, dat, berekend naar de maximaal in aanmerking komende diensttijd en naar het bedrag, waarnaar het pensioen is of zal worden berekend, als pensioen verbonden is aan enige functie, waaruit de in het eerste lid bedoelde pensioenen zijn of worden toegekend. 4. Voor de berekening van het totaal der pensioenen, bedoeld in het eerste lid, blijven buiten beschouwing de pensioensverhogingen, gegrond op de artikelen 17, 18 en 19 der Pensioenwetten voor de zee- en landmacht 1922 en der Pensioenwetten voor het personeel der Koninklijke marine-reserve en het reserve-personeel der landmacht 1923 en daarmede overeenkomende artikelen van wetten, welke van kracht zijn geweest vóór de totstand koming van genoemde vetten. Artikel 11. Het pensioen gaat in met de dag, waarop het recht op pensioen is ontstaan; het eindigt met de laatste dag van het kwartaal, waarin de ge wezen wethouder overlijdt. Artikel 12. Het pensioen vervalt mot ingang van de dag, waarop de gewezen wet houder 'weder als wethouder van deze gemeente optreedt. Par. 3- Het pensioen van -weduwen en wezen. Artikel 13. 1. Hecht op weduvenpensioen ten laste van deze gemeente heeft: a. de weduwe van een wethouder, tenzij het huwelijk was gesloten, nadat hij de leeftijd van 65 jaren had bereikt: b. de weduwe van een gewezen -wethouder, tenzij het huwelijk was gesloten, nadat hij had opgehouden wethouder te zijn of de leeftijd van 65 jaren had bereikt. 2. ken zelfde sterfgeval doet slechts rcc'it ontstaan op één pensioen, als in dit artikel bedoeld. Artikel 14. 1. Recht op wezenpensioen ten laste van deze gemeente hebben: a. de minderjarige wettige of gewettigde kinderen van hem,die overlijdt als wethouder, tenzij zij zijn geboren uit een huwelijk, gesloten nadat hun vader de leeftijd van 65 jaren had bereikt, of tenzij zij na dat tijdstip zijn gewettigd; b. de minderjarige wettige of gewettigde kinderen van haar, die overlijdt als wethouder, tenzij zij zijn gewettigd, nadat hun moeder de leeftijd van 65 jaren had bereikt; c. do minderjarige wettige of gewettigde kinderen van hem, die overlijdt als gewezen wethouder, tenzij zij zijn geboren uit een hu elijk, ge sloten nadat hun vader had opgehouden wethouder te zijn, of nadat hij de leeftijd van 65 jaren had bereikt, of tenzij zij na dat tijdstip zijn gewettigd; d. de minderjarige wetuigc of gewettigde kinderen van haar, die overlijdt als gewezen wethouder, tenzij zij zijn geboren uit een huwelijk, ge sloten, nadat hun moeder had opgehouden wethouder te zijn, of tenzij zij zijn gewettigd na dat tijdstip of nadat hun moeder de leeftijd van 65 jaren had bereikt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1957 | | pagina 237