2. Een zelfde sterfgeval doet slechts recht ontstaan op één pensioen, als in dit artikel bedoeld. 3. Naar de regelen, vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur, be doeld in artikel 92, tweede lid, van de Pensioenwet 1922 (Stbl. no.240), worden pleegkinderen van een overleden wethouder of overleden gewezen wethouder gelijkgesteld met de in het eerste lid bedoelde wettige of ge wettigde kinderen. Artikel 15. 1. Het weduwenpensioen bedraagt de helft van het pensioen, waarop de over leden wethouder als zodanig zonder toepassing van artikel 10 aanspraak of uitzicht zou hebben gehad, indien hij op de dag van zijn overlijden had opgehouden "wethouder te zijn, of waarop de overleden gewezen wethou der als zodanig zonder toepassing van artikel 10 aanspraak of uitzicht had 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid bedraagt het pensioen van de weduwe van hem, die overlijdt als wethouder vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaren, of als gewezen wethouder in de periode, waar over hem een uitkering, als in artikel 1 bedoeld, is toegekend, de helft van het pensioen, waarop de wethouder of gewezen wethouder als zodanig zonder toepassing van artikel 10 aanspraak zou hebben kunnen maken, indien hij bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaren had opgehouden wethouder te zijn. 3. Indien wegens oen zelfde sterfgeval voor een weduwe recht ontstaat op een weduwenpensioen op de voet van deze verordening en op een pensioen als weduwe van een wethouder of gewezen wethouder van een andere gemeen te of als weduwe van een lid dan wel gewezen lid van gedeputeerde staten van een provincie of op een weduwenpensioen krachtens hoofdstuk I van de wet van 1 augustus 1956 (stbl. no. 455) of krachtens de wet van 21 november 1924 (Stbl. no. 522) wordt tijd, welke voor de regeling van meer dan één dier pensioenen medetelt en niet daadwerkelijk gelijktij dig in de verschillende ambten is doorgebracht, slechts medegeteld voor de regeling van het pensioen, Waarbij die tijd het hoogste bedrag op levert Artikel 16. 1. Het pensioen van de wezen bedraagt; a. vo.or elk kind, welks moeder aan het overlijden van de vader aanspraak op pensioen ontleent, 1/5 van het bedrag van dat weduwenpensioen; b. voor elk ander kind 2/5 van het op de voet van het bepaalde in arti kel 15 berekende weduwenpensioen. 2. Het wezenpensioen wordt ambtshalve gebracht van 1/5 op 2/5 van het be- drag, waarvan het is afgeleid, als het weduwenpensioen van de moeder is geëindigd. Artikel 17. Het gezamenlijk bedrag aan weduwen- en wezenpensioen of aan wezen pensioen gaat het tweevoud van het bedrag van het in het eerste lid van artikel 16, onder a, onderscheidenlijk onder b, bedoelde weduwenpensioen niet te boven. Indien in verband met dit voorschrift de pensioenen oen vermindering moeten ondergaan, geschiedt deze in evenredigheid van de be dragen dier pensioenen. Artikel 18. Het weduwen- en wezenpensioen gaat in met de dag, volgende op die van het overlijden van hem, aan wie het werd ontleend; het eindigt met de "laatste" laatste dag van het kwartaal, waarin de rechthebbende overlijdt. Het wezenpensioen eindigt bovendien met de laatste dag van het kwartaal, in de loop waarvan de rechthebbende meerderjarig is geworden. Artikel 19. 1. Het weduwenpensioen eindigt voorts bij een volgend huwelijk, en wel met de laatste dag van het kwartaal, in de loop waarvan het huwelijk heeft plaats gehad. 2. Wordt het huwelijk, anders dan door opvolgend huwelijk,met rechterlijk verlof ontbonden, dan wordt aan de vrouw op haar schriftelijk verzoek haar oude pensioen weder toegekend. Zou hae.r ter zake van het latere huwelijk eveneens pensioen toekomen hetzij op de voet van deze verorde ning, hetzij als weduwe van een ethouder of gewezen wethouder van oen andere gemeente of als weduwe van een lid dan wel gevezen lid van gede puteerde staten van een provincie, hetzij krachtens hoofdstuk I van de wet van 1 augustus 1956 (stbl. no. 4-55) of krachtens de wet van 21 no vember 1924(Stbl. no. 522), dan komen door de toekenning op haar ver zoek van één dezer pensioenen de overige rechten op pensioen te ver vallen. Artikel 20. Het pensioen, bedoeld in artikel 19, tweede lid, gaat in met de dag volgende op die van de ontbinding van het huwelijk, mits aan burgemeester en wethouders desverlangd van die ontbinding het schriftelijk bewijs wordt overgelegd. Artikel 21. 1. Het recht op het weduwenpensioen wordt opgeschort gedurende de periode, waarin de weduwe zelf wethouder van deze gemeente is of uit dien hoofde een uitkering, als bedoeld in artikel 1, geniet. Na afloop va,n deze periode wordt de uitbetaling van het weduwenpensioen hervat met dien verstande, dat, indien dit pensioenvermeerderd met het eigen pensioen, als bedoeld in artikel 8, het in artikel 9 bedoelde maximum overschrijdt, het bedrag van het weduwenpensioen wordt verminderd met het bedrag dier overschrijding. 2. Het recht op het wezenpensioen wordt opgeschort gedurende de periode, waarin de moeder van de rechthebbende wethouder van deze gemeente is, of uit dien hoofde een uitkering, als bedoeld in artikel 1, geniet. Par. 4. Beperking van pensioenen bij aanspraak op een pensioen krachtens de Algemene Ouder domswet Artikel 22. 1. Waar in deze paragraaf wordt gesproken van pensioen, wordt daaronder verstaan een pensioen, toegekend aan gewezen wethouders, zomede een pensioen, toegekend aan hun weduwen. 2. Onder ouderdomspensioen wordt in deze paragraaf verstaan een pensioen, bedoeld in de Algemene Ouderdomswet. 3. Voor de toepassing van de artikelen 23, 25 en 27 worden onder het pen sioen mede verstaan de daarop verleende toeslagen overeenkomstig de v/et van 5 november 1948 (Stbl. I 498), de wet van 9 november 1950 (Stbl. K 502), de Toeslagenwet 1954 voor gepensioneerden (Stbl. 1954, 377) en de Nadere Toeslagwet 1954 voor gepensioneerden (Stbl. 1956,169). "Artikel 23"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1957 | | pagina 238