Ho. 6179*
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 augustus
1957 (bijlage no. 200
BESLUIT:
te bepalen, dat;
I. het in artikel 2, onder c, van de Winkelsluitingswet 1951 gestelde
verbod niet zal gelden op 1112 en 13 september 1957 van 19.30 tot
22 uur;
II. het in artikel 8, onder c, van de Winkelsluitingswet 1951 gestelde
verbod niet zal gelden op 11, 12 en 13 september 1957 van 19 tot
22 uur.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris,
Wijziging gemeentebegroting en begrotingen takken van dienst voor het
dienstjaar 1957.
Bijlage no. 201. Leeuwarden, 23 augustus 1957.
Aan de Gemeenteraad.
Onder verwijzing naar de bij de stukken ter inzage gelegde ontwerp-be-
sluiten tot wijziging van de gemeentebegroting en van de begrotingen van
het openbaar slachthuis, de geneeskundige- en gezondheidsdienst, het wo
ningbedrijf, de gemeentereiniging, de openbare werken, het grondbedrijf en
de energiebedrijven voor het dienstjaar 1957: delen wij U het volgende me
de
Sedert het tijdstip, waarop de primitieve begrotingen van de algemene
dienst en van de bedrijven zijn vastgesteld, hebben zich met betrekking
tot de lonen en prijzen belangrijke verschuivingen voltrokken, die een
grote opwaartse druk op het budget van de gemeente hebben uitgeoefend. De
gemeentelijke inkomsten houden helaas geen gelijke tred met het uitgaven
niveau, met het gevolg, dat de aanvankelijk sluitende begroting thans een
tekort vertoont van 672.305,--. Daarnaast vergen de in 1956 en 1957 in
uitvoering genomen nieuwe investeringen voor 1957 een uitgaaf van 212.305,-,
zodat het totale begrotingstekort, inclusief de lasten, die voortvloeien
uit de uitvoering van nieuwe werken, wordt becijferd op 884.610,--.
Ter nadere verklaring van dit tekort hebben wij in een afzonderlijke
nota, die wij U hierbij overleggen, een vrij uitvoerige specificatie gege
ven van de voornaamste factoren, die op het tekort van invloed zijn. De
becijferingen in deze nota behoeven naar onze mening geen nadere toelich
ting, zodat wij U hiernaar menen te mogen verwijzen.
Als voornaamste oorzaak voor het tekort wijzen wij op de thans gelden
de uitkeringspercentages van het gemeentefonds. Onder aftrek van een ge
ringe verhoging van de eigen gemeentelijke inkomsten (gemeentelijke belas
tingen en opbrengst bezittingen) zijn de gemeentelijke uitgaven, exclusief
de lasten van nieuwe investeringen,met rond 1.247*000,-- toegenomen. Van
dit bedrag wordt rond 274.000,van het rijk terugontvangen wegens ver
goeding in de kosten van de jaarwedden van het onderwijzend personeel en
wegens normvergoeding voor de politie en voor het kleuteronderwijs, ter
wijl voorts nog rond 30.000,zal kunnen worden ontvangen van andere
gemeenten, als bijdrage in de kosten van het voorbereidend hoger- en mid
delbaar onderwijs en 8.000,als hogere bijdragen van derden in de kos
ten van krankzinnigenverpleging. Per saldo bedragen de hogere uitgaven
rond 935*000,--, waartegenover een hogere uitkering uit het gemeentefonds
staat van rond 263.000,--.
Uit vorenstaande cijfers blijkt wel zeer duidelijk, dat de uitkerin
gen uit het gemeentefonds op geen stukken na gelijke tred houden met het
uitgavenaocres der gemeente.
Zoals U bekend is, heeft de gemeente Leeuwarden een verzoek om verho
ging van de bijdrage uit het gemeentefonds ingediend. Daarbij is in eerste
instantie geen rekening gehouden met een tekort op het normale budget der
gemeente, doch is de claim op verhoging uitsluitend gebaseerd op de hogere
kapitaalslasten voor nieuwe investeringen. Het laat zich verstaan, dat wij
thans, met de huidige cijfers voor ogen, met klem bij het rijk zullen aan
dringen op een subjectieve verhoging voor onze gemeente van de algemene
uitkering uit het gemeentefonds, waarbij tevens het normale budget in het
geding zal worden gebracht. In hoeverre dit mogelijk zal zijn, moeten wij
thans nog in het midden laten, omdat de besprekingen dienaangaande nog
slechts in het beginstadium verkeren.
Gegeven de hiervoor vermelde sombere financiële positie der gemeente,
menen wij U in overweging te moeten geven bij de beoordeling van een groot
aantal nog niet afgedane verzoeken om toekenning van nieuwe of verhoging
van bestaande subsidies een zeer grote terughoudendheid te betrachten.
Slechts