In Utrecht was de situatie vrij ingewikkeld, omdat in deze gemeente twee wisselspanningen van 120 en van 128 Volt voorkwamen, terwijl een der de gebied gelijkstroom had van 220 Volt. Het uitsterfsysteem was voor het gelijkstroomgebied niet mogelijk, omdat bij gelijkstroom geen transforma toren kunnen worden gebruikt. Utrecht heeft op grote schaal het distribu tienet op 220 Volt draaistroom overgeschakeld. De verandering van de appa ratuur is voor rekening van het bedrijf geschied en werd telkens voor 1 jaar opgedragen aan particuliere firma's. In Den Haag wordt de Utrechtse methode gevolgd. Het 127 Volt-gebied in deze gemeente is zeer groot. De wijziging van de apparatuur wordt aan installateurs opgedragen voor rekening van het elektriciteitsbedrijf. In Nijmegen, een stad, die, wat het aantal aansluitingen betreft, het beste met Leeuwarden kan worden vergeleken, heeft de ombouw zich volledig op basis van vrijwilligheid voltrokken. Behoudens de kosten van verhuig- transformatoren, heeft de gemeente de verbruikers hier geen vergoeding van aan de ombouw verbonden kosten verstrekt. Zoals wij reeds hebben opgemerkt, zijn de voordelen van elektrici teitslevering bij 220 Volt, zowel voor het stroomleverende bedrijf, als voor de verbruikers, aanzienlijk. Voor het stroomleverende bedrijf is het voordeel van Stroomlevering onder een spanning van 220 Volt voornamelijk gelegen in de vergroting van de capaciteit van de voedingskabel. Bij 220 Volt is deze capaciteit, bij eenzelfde kabel, 73$ hoger dan bij 127 Volt. Bij de voortschrijdende verhoging der elektriciteitsafgifte per aan sluiting, zoals wij die de laatste jaren ook hier ter stede kennen, is het tijdstip van noodzakelijke verzwaring der kabels in het 127 Volt-gebied zeer dicht genaderd. Het is zelfs zo, dat bij volledige omschakeling op 220 Volt toch enige kabels van het oude 127 Volt-gebied zullen moeten wor den verzwaard. Het is duidelijk, dat bij het continueren van de bestaande toestand verzwaring van de kabels in het 127 Volt-gebied op een vroeger tijdstip en in een veel grotere omvang zal moeten plaats vinden. Al naar gelang het 127 Volt-gebied in den lande tot de uitzonderingen gaat behoren, zal het steeds moeilijker worden verbruiksapparaten en lam pen aan te schaffen, geschikt voor 127 Volt. Ook om dezo reden is het wen selijk met de ombouw van het 127 Volt-gebied niet te lang te wachten. Zoals reeds is opgemerkt, geeft stroomlovering onder een spanning van 220 Volt voor de verbruikers eveneens voordelen. In de eerste plaats menen wij te moeten wijzen op de geringe belasting, die de beveiliging van het net bij 127 Volt kan hebben. Het grootste vermogen, dat bij dit voltage over één groep kan worden geleverd, is 1905 Watt. Bij 220 Volt is dit 3300 Watt. Voorts kunnen vele apparaten door de fabrikanten voor 220 Volt wel, doch voor 127 Volt niet in series worden gemaakt. Hieruit resulteren hogere kosten en langere levertijden. Ook is reeds vermeld, dat een ver bruiker zich bij verhuizing naar elders gesteld ziet voor ombouw van zijn apparatuur op 220 Volt, hetgeen met de nodige kosten gepaard gaat. Na overweging van alle argumenten, die voor uniformering van de span ning pleiten, zijn wij van oordeel, dat ook in onze gemeente een begin moet worden gemaakt met de ombouw van het 127 Volt-gebied, Wij zijn ons er van bewust, dat het in verband met de noodzakelijke investeringsbeperkingen niet mogelijk zal zijn thans op grote schaal hot, werk ter hand te nemen. Het uitstervingssysteem, dat de gemeente Nijmegen voor de ombouw van haar spanningsgebied heeft toegepast, leent zich er voor de volledige om schakeling geleidelijk tot stand te brengen, zonder dat dit in de eerste jaren omvangrijke offers gaat vergen. In verband hiermede geven wij voors hands aan het in Nijmegen gevolgde systeem, zij het dan ook met enige wij ziging, de voorkeur. De gemeenten 1s-Gravenhage en Utrecht passen een aktieve methode voor uniformering van haar stroomgebied toe. In deze gemeenten vindt de ombouw stelselmatig voortgang, waarbij de verbruikers een integrale "vergoeding" goeding voor hun kosten ontvangen. Hierbij dient te worden bedacht, dat beide gemeenten een eigen produktiebedrijf hebben en hierdoor in hun ta riefstelling niet gebonden zijn aan contractuele verplichtingen ten op zichte van het stroomproducerende bedrijf. De praktijk zal dan ook wel zijn, dat de vergoeding, die moet worden betaald voor de kosten van om bouw aan de individuele verbruikers door de gezamenlijke verbruikers wordt opgebracht. Bovendien heeft een integrale vergoeding van kosten aan de verbruikers het bezwaar, dat talrijke apparaten die niet meer worden ge bruikt, voor ombouw worden aangeboden. Naar ons gevoelen is de Haagse en de Utrechtse methode van ombouw nodeloos kostbaar en is het niet wenselijk deze in onze gemeente toe te passen. Zoals wij hiervoor reeds hebben toegelicht, berust het Nijmeegse systeem voor spanningswijziging op het beginsel van vrijwilligheid. Op 24 februari 1942 nam het gemeentebestuur van Nijmegen het besluit, de elektriciteit niet meer onder de oude spanning van 127Volt, doch getrans formeerd tot een spanning van 220 Volt te leveren aan zogenaamde nieuwe verbruikers. Hieronder werden verbruikers verstaan, die zich uit een ande re gemeente in Nijmegen vestigden of die in Nijmegen zelf een nieuwe of een andere woning betrokken. Deze nieuwe verbruikers kregen voor hun me ter een transformator geplaatst, waardoor de 127 Volt stroom werd getrans formeerd in stroom met een spanning van 220 Volt. Geen enkele "oude" verbruiker werd gedwongen tot de hogere spanning over te gaan. Wel werden velen door goede voorlichting tot het inzicht gebracht, dat spanningsverhoging ook voor hun eigen installatie in huis, winkel of fabriek nodig of wenselijk was Niet alleen hadden de verbruikers kosten voor het aanschaffen van nieuwe lampen en het veranderen van elektrische apparaten, maar ook het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf in Nijmegen heeft zeer aanzienlijke kosten moeten maken, zoals b.v. voor het verbouwen van de transformatoren in de onderstations en het overschakelen van kabels en installaties, het aankopen en plaatsen van verhuistransformatoren e.d. In 1949 heeft de bedrijfsleiding de methode van ombouw gewijzigd en wel in dier voege, dat door het op grotere schaal toepassen van tijdelijke transformatoren bij verbruikers in huis gehele kabels en wijken op de hoge spanning konden worden overgeschakeld, terwijl daarbij de verbruikers, die de oude spanning van 127 Volt wensten te behouden, door tussenschakeling van transformatoren werden bediend. Het sedert 1948 gevolgde systeem, dat wijkgewijze is toegepast, heeft het tempo van ombouw aanmerkelijk versneld, zij het dan ook, dat deze methode er toe leidde, dat het aantal tijdelijk geplaatste transformatoren in de jaren 1952 en 1953 "tot 4240 steeg. De in Nijmegen toegepaste methode heeft naar onze mening vele goede kanten. Een nadeel van deze methode is, dat het tempo van uitvoering in zeer sterke mate afhankelijk is van de medewerking van de verbruikers. Eerst nadat vele aangeslotenen op een kabel vrijwillig op 220 Volt waren overgegaan, was het voor de bedrijfsleiding in Nijmegen mogelijk, de om bouw van bedrijfswege in 1948 in een versneld tempo tot stand te brengen. Ook achten wij het niet billijk, dat in de gevallen, waarin de stimulans tot ombouw uitgaat van het stroomleverende bedrijf, de verbruiker geen enkele vergoeding krijgt voor de te zijnen laste komende kosten van ver wisseling van lampen en ombouw van elektrische apparaten. Wij achten het in het bijzonder uit sociale overwegingen niet verantwoord aan de ver bruiker met een klein inkomen geen vergoeding voor ombouwkosten te ver strekken. Mede om te bevorderen, dat de bevolking op vlotte wijze mede werkt aan uniformering van de spanning, dient naar ons gevoelen in prin cipe te worden besloten een bijdrage in de kosten van wijziging van de verbruiksapparatuur -hierna aangeduid met premie- toe te kennen aan elke verbruiker in het 127 Volt-gebied, die, hetzij vrijwillig, hetzij te zij ner tijd op verzoek van de energiebedrijven, van 127 Volt op 220 Volt overgaat.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1957 | | pagina 29