van ons college, van daarvoor in aanmerking komende ambtenaren van gemeen
tepolitie en van gemeentelijke onderwijsinstellingen reeds zijn of nog
zullen worden verhoogd, discrepantie tussen de verschillende groepen van
de gemeentelijke functionarissen moet worden vermeden. Voorts is de meer
derheid van ons ooilege van oordeel, dat de bezoldiging van het gemeente-
personeel niet mag liggen beneden die van het personeel der andere over
heidslichamen. Leeuwarden mag, aldus de meerderheid, in haar algemeen stre
ven, alsmede in het kader van het streven van de provincie Friesland om
ten opzichte van andere delen van het land geen uitzonderingspositie in te
nemen, ook in dit opzicht, vergeleken bij het rijk, de provinciën en de
gemeenten van gelijke grootte, geen ongunstige uitzondering vormen. Het is
immers voor de gemeente van de grootste betekenis, dat zij in staat is ook
in de hogere rangen steeds uitstekende krachten voor de gemeentelijke tak
ken van dienst aan te trekken en te behouden, alsmede het in de lagere ran
gen werkzaam zijnde toekomstige kader uitzicht te bieden op een bezoldi
ging, welke niet in belangrijke mate afwijkt van wat elders aan deze krach
ten kan worden geboden. Bij voorziening in enkele vacatures is namelijk
reeds gebleken, hoc moeilijk het is alleszins bekwame krachten aan te trok
ken. Bit in het oog houdende en in aanmerking nemende, dat het rijk, de
provinciën en de gemeenten, die wat inwonertal betreft met Leeuwarden kun
nen worden vergeleken, overeenkomstige maatregelen hebben getroffen of
zullen treffen, acht de bedoelde meerderheid het noodzakelijk, dat de on
derhavige voorzieningen ten aanzien van het personeel der gemeente worden
verwezenlijkt. Een lid van ons college wenst niet aan de onderhavige ver
hogingen mede te werken, terwijl een ander lid zich zijn mening wenst voor
te behouden.
Bij de uitwerking van een en ander bleek, dat de nieuwe maximumsalaris
sen van de bovengenoemde functionarissen nagenoeg overeenkomen met die van
adequate rijksfunotionarissen. Ten einde uit een oogpunt van uniformiteit
meer aansluiting aan het rijkssohalensysteem te verkrijgen en de inpassing
in de nieuwe salarisschalen te vergemakkelijken, is het gewenst, het rijks-
schalensysteem ten aanzien van die functionarissen over te nemen. Zulks
impliceert, dat het stelsel van periodieke verhogingen, bij het rijk ge
bruikelijk, wordt overgenomen.
In ons voorstel is tevens begrepen do invoeging van de rong van hoofdingenieur.
De invoeging van deze rang, welke bij de dienst van openbare werken nood
zakelijk is gebleken, kan geschieden, indien de onderhavige voorstellen
worden aanvaard.
Het Centraal Bureau inzake gemeenschappelijke behandeling van gemeen
telijke personeelsaangelegenheden heeft de aangesloten gemeenten bij schrij
ven van 27 juni 1957 medegedeeld, dat terzake van de onderhavige salaris
maatregelen overleg is gepleegd met de personeelsorganisaties. Bij dit
overleg hebben de organisaties, hoewel in principe overeenstemmende met de
beoogde doorwerking van de voorziening voor de hogere rijksambtenaren in
de gemeentelijke dienst en met begrip voor de feitelijke verbeteringen
voor het gemeentepergoneeldie uit de ministeriële oiroulair9 voortvloeien,
hun bezwaren tegen het doorbreken van de bestaande salarisverhoudingen ge
handhaafd. Het centraal overleg heeft in verhand hiermede niet een zodanig
resultaat opgeleverd, dat daaraan door het Centraal Orgaan vrijheid zou
kunnen worden ontleend voor de gebruikelijke mededeling, dat over de ver-
boteringen voor het gemeentelijk personeel plaatselijk overleg achterwege
zal kunnen blijven. Wel heeft het Centraal Orgaan gemeend de aangesloten
gemeenten te moeten aanbevelen overeenkomstig de in de ministeriële circu
laire omschreven normen ten behoeve van het personeel der gemeente voor
zieningen te treffen.
De Commissie voor Georganiseerd Overleg, aan wie wij advies hebben ge
vraagd, hoeft ons bij schrijven van 11 september 1957 medegedeeld, dat zij
in deze een afwijzend standpunt inneemt.
Tan de zijde van de in de genoemde commissie vertegenwoordigde organi
saties zag men in het algemeen het belang in van verbetering van de positie
van een gedeelte van het gemeentelijk personeel en vooral van het opvolgen
van rijksmaatregelen ten behoeve van het personeel door de lagere publiek
rechtelijke organen, maar men achtte het niet juist, dat de verbetering be
perkt blijft tot de z.g. topfunctionarissen, daar de motieven, wrelke aan
"deze"
deze verbetering ten grondslag liggen, eveneens gelden ten aanzien van an
dere groepen van personeelsleden. Men kan met het voorstel van de meerder
heid van ons college in beginsel wel meegaan, maar men stelde dit meegaan
afhankelijk van het verkrijgen van voldoende zekerheid, dat ten aanzien van
de groep personeelsleden, welke niet onder de voorgestelde verhogingen run
nen worden begrepen, maatregelen ter verbetering zullen worden getroffen,
waarbij een belangrijke rol speelden enkele maatregelen, ten aanzien waar
van wensen onvervuld zijn gebleven. Daar in het overleg naar de mening van
de vertegenwoordigers der organisaties hieromtrent niet voldoende zeker
heid werd verkregen, werd van de zijde der organisaties een afwijzend stand
punt ingenomen.
De gemeentelijke vertegenwoordiging in de commissie kan zich met de
voorstellen van de meerderheid van ons ooilege niet verenigen op grond van
het feit, dat de voorgestelde verbetering slechts een beperkte groep be
treft, Yfaardoor een te grote afstand zou ontstaan tussen deze groep en de
andere groepen van personeelsleden.
De meerderheid van ons college acht de door haar hierboven uiteengezet
te argximenten van zulk een doorslaggevend belang, dat zij haar voorstel
moet handhaven.
Ons college kan niet onderschrijven hot standpunt van de organisaties,
dat van de zijde der gemeente niet voldoende bereidheid aanwezig zou zijn
om ten aanzien van de groep personeelsleden, die niet onder de onderhavi
ge voorstellen kunnen worden begrepen, maatregelen ter verbetering te trof
fen en vooral niet het gestelde ten aanzien van de enkele maatregelen,
waaromtrent wensen onvervuld zijn gebleven.
Van de zijde van de gemeente is binnen het raam van de mogelijkheden
naar redelijkheid ten behoeve van haar personeel in alle geledingen alles
gedaan, wat gedaan kon worden. Er is voorts geen enkele reden bekend, op
grond waarvan het vertrouwen, dat ten opzichte van het personeel in den
vervolge een minder gunstige koers zou worden gevaren, zou kunnen zijn ge
schokt
De meerderheid van ons ooilege geeft U op grond van het bovenstaande
in overweging te besluiten conform het hierbijgevoegde" ontwerp-besluit
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
de Jong, Secretaris.
Verzonden IJ september 1957-