Twee leden van ons ooilege wensen niet aan de onderhavige voorzienin
gen mede te werken.
Onder verwijzing naar het vorenstaande stellen wij U voor U uit te spreken,
dat het toegezonden ontwerp Uw instemming heeft en ons te machtigen ge l -
puteerde staten aldus te "berichten.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
de Jong, Secretaris.
Verzonden 15 september 1957.
Herziening van de salarissen, toelagen en lonen, geldende ingevolge
de Bezoldigingsverordening 1948 en de Loonregeling 1947 en tot toekenning
van een uitkering ter aanvulling van genoten kindertoelage, alsmede wij
ziging van de Kindertoelageverordening'.
Bijlage no. 220. Leeuwarden, 13 september 1957
Aan de Gemeenteraad.
Ten aanzien van het rijkspersoneel zijn de volgende maatregelen
getroffen, welke mede gemeentelijke voorziening behoeven.
1. Met ingang van 1 januari 1957 of op de eerste dag van de loonweek,
waarin die datura valt ,zijn de salarissen en de lonen van het rijks
personeel verhoogd met en met 5,654 ter compensatie voor het verhaal
van de premie, welke terzake van de op de genoemde datum in te voeren
Algemene Ouderdomswet zou worden geheven. De verhoging ter compensatie
voor het verhaal der premie Algemene Ouderdomswet is gebonden aan een
maximum van 32,20 per maand.
Onder de verhogingen zijn begrepen de toelagen (ambts-huwelijks-
en kindertoelage), de vakantie-uitkering, de overwerkvergoeding en de
vergoeding van verplaatsingskosten. De verhogingen worden tot het tot
stand komen van het Koninklijk besluit, waarin deze voorzieningen
zouden worden geregeld, bij wijze van voorschot uitbetaald.
De Minister van Binnenlandse Zaken. Bezitsvorming en Publiek
rechtelijke Bedrijfsorganisatie wendde zioh bij schrijven van 14 decem
ber 1956 "tot de gemeentebesturen met het verzoek, ten behoeve van het
gemeentelijk personeel eon overeenkomstige gedragslijn te volgen.
In aansluiting op het vorenstaande memoreren wij, dat U bij be
sluit van 26 september 1956 (bijlage no. 244) "ten behoeve van het
gemeentelijk personeel een uitkering ineens hebt vastgesteld van 6$
van de bezoldiging of van het loon over het tijdvak van 1 juli 1956
tot 1 januari 1957
2. Aan het rijkspersoneel is een uitkering verstrekt ter grootte van
1054 van het bedrag, dat in het tijdvak van 1 oktober 1956 tot 1 januari
1957 aan kindertoelage en kindertoeslag is genoten. Onder deze ver
hoging waren niet begrepen die gevallen, waarin reeds verhoging over
bedoeld tijdvak heeft plaats gehad, naar analogie van de uitkeringen
op grond van de Kinderbijslagwet.
De Minister van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiek
rechtelijke Bedrijfsorganisatie verzocht bij schrijven van 13 februari
1957 de gemeentebesturen, voor het personeel in dienst van de gemeente
een overeenkomstige voorziening te treffen. Deze voorziening houdt
verband met het feit, dat in de uitkering ineens van van de be
zoldiging cf van het Icon over het laatste kwartaal van 195-6, de kinder
toelage en de kindertoeslag niet waren begrepen.
Het Centraal Bureau inzake gemeenschappelijke behandeling van ge
meentelijke personeelsaangelegenheden berichtte bij brieven van 8 januari
1957 en 18 maart 1957 aan de aangesloten gemeenten, dat het Centraal
Orgaan in overeenstemming met de bij het centraal overleg betrokken
personeelsorganisaties van mening is, dat hot aanbeveling verdient over
eenkomstig de bovenomschreven verzoeken van de minister te handelen. In
verband hiermede kan plaatselijk overleg terzake achterwege blijven.
In afwachting van het tot stand komen van het Koninklijk besluit,
waarin de bovenomschreven, door de minister aangekondigde maatregelen
zijn geregeld, hebben terzake aan het gemeentelijk personeel betalingen
bij voorschot plaats gehad cn vinden dezo betalingen zo nodig nog plaats.
Nu het te verwachten Koninklijk besluit in het Staatsblad no. 335
van 1957 is versohenen (Herzieningsbesluit 1957) stollen wij U voor,
overeenkomstig het verzoek van de minister en op het voetspoor van de
aanbevoling van het Centraal Orgaan, ten behoeve van het gemeentelijk
"personeel"