Instandhouding scholen voor gewoon lager onderwijs te Goutum, Wirdum,
Lekkum en Hempens
Bijlage no. 234- Leeuwarden, 3 oktober 1957-
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 22bis der Lager-
onderwijswet 1920 besluit de gemeenteraad tot opheffing van een openbare
school voor gewoon lager onderwijs, indien het aantal leerlingen, berekend
naar de maatstaf van artikel 28 dier wet, minder bedraagt dan het in
eerstgenoemd artikel aangegeven getal. Dit getal hangt af van het aantal
inwoners der gemeente en bedraagt voor deze gemeente 100.
Aangezien het aantal leerlingen in 1957 de Wiardaskoalle (Goutum)
Uniaskoalle (Wirdum), Prof. Wassenberghskoalle (Lekkum) en J.H. van IJssel
skoalle (Hempens) respectievelijk 54» 74» 82 en 32 bedraagt, zou op grond
hiervan tot opheffing van deze scholen moeten worden overgegaan.
Volgens artikel 22bis, tweede lid, der wet kunnen deze minder dan
100 leerlingen tellende dorpsscholen, telkens voor een termijn van drie
jaren, in stand worden gehouden, als de gemeenteraad besluit, dat deze
instandhouding ingevolge artikel 19 der wet wordt gevorderd.
Tot op heden heeft TJw raad het voortbestaan van deze dorpsscholen
aldus kunnen verzekeren. Aangezien het laatstgenomen raadsbesluit tot
1 januari a.s. van kracht is, dient thans opnieuw onder ogen te worden ge
zien, of voor het nemen van een nieuw besluit voldoende aanleiding bestaat
Opheffing van een of meer der genoemde scholen zou tot gevolg hebben,
dat de leerlingen zouden moeten worden overgeplaatst naar een andere dorps
school öf naar de stadsscholen. Overplaatsing is echter niet mogelijk
wegens gebrek aan plaatsruimte en vanwege de alsdan door de leerlingen af
te leggen afstanden. Bovendien mag de betekenis van een school voor de
plaatselijke gemeenschap niet uit het oog worden verloren. Deze overweging
heeft ook geleid tot Uw besluit om over te gaan tot de bouw van een nieuwe
woning voor het schoolhoofd te Hempens en tot algehele vernieuwing van de
scholen te Hempens en te Goutum.
Opheffing van een school betekent voor elk dorp afbraak, althans ten dele,
van hetgeen aan dorpsgemeenschap aanwezig is.
Op grond van het vorenstaande zijn wij dan ook van oordeel, dat ophef
fing van een of meer van de hiervoor genoemde dorpsscholen tot gevolg zal
hebben, dat in de gemeente geen onderwijs zal worden gegeven in een genoeg
zaam aantal scholen, zodat niet zal worden voldaan aan het voorschrift van
artikel 19, eerste lid, der wet.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten overeenkomstig het
hierna opgenomen ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
de Jong, Secretaris.
Verzonden 3 oktober 1957-