s
i
Beschikbaarstelling gelden voor ketel centrale verwarming bijzondere school
voor g.l.o. in de Leeuwrikstraat.
Bijlage no, 239- Leeuwarden, 3 oktober 1957-
Aan de Gemeenteraad,
Het bestuur der Vereniging van Christelijk Schoolonderwijs, alhier,
verzoekt, overeenkomstig het bepaalde in artikel J2 der Lager-onderwijswe
1920, gelden uit de gemeentekas te mogen ontvangen voor de aanschaffing
van een tweede ketel voor de centrale verwarmingsinstallatie in de school
voor gewoon lager onderwijs, Leeuwrikstraat 10, aangezien de capaciteit
van de huidige ketel te gering is,
üit een ingesteld onderzoek is ons gebleken, dat in de school oor
spronkelijk twee ketels aanwezig waren, doch dat één der beide ketels,
omdat deze niet meer bruikbaar was, dit voorjaar is verwijderd. In het
onderhavige geval is dus niet sprake van uitbreiding van de capaciteit,
doch van vervanging van een bestaande ketel.
Voor vervanging van verwarmingsketels wegens slijtage e.d. worden
volgens de constante jurisprudentie in normale gevallen geen gelden be
schikbaar gesteld langs de weg van artikel 72 der wet. Deze kosten worden
namelijk beschouwd als gewone onderhoudskosten, welke moeten worden be
streden uit de jaarlijks aan de schoolbesturen toe te kennen exploitatie
vergoeding, als bedoeld in artikel 101 der wet. Alleen wanneer vervanging
nodig is als gevolg van constructiefouten of andere abnormale factoren,
kan artikel 72 toepassing vinden.
Blijkens een door het schoolbestuur overgelegd deskundigenrapport is
de reeds verwijderde ketel, die inderdaad geheel versleten bleek te zijn,
in 1943 op het vliegveld geplaatst en in 1945 overgebracht naar de bijzon
dere school in de Leeuwrikstraat.
De ketel heeft dus in totaal 14 jaar dienst gedaan, terwijl de levens
duur op 15 jaren kan worden gesteld.
In het onderhavige geval is derhalve sprake -zij het dan ook in ge
ringe mate- van voortijdige buitengebruikstelling van de oude ketel als
gevolg van een bijzondere omstandigheid, zoals het onoordeelkundig steken
door de Duitsers of het minder goede materiaal, waaruit de ketel is samen
gesteld.
Gelet op de normale levensduur van de te vervangen ketel en op het
aantal jaren, dat deze dienst heeft gedaan, komt het ons dan ook billijk
voor, dat l/l5 gedeelte van de aanschaffingskosten van de nieuwe ketel,
uiteraard te verminderen met de sloopwaarde van de reeds verwijderde ketel
voor rekening van de gemeente komt en dat het restant door het schoolbe
stuur uit de jaarlijkse exploitatiekosten wordt bestreden.
Wij geven dan ook in overweging te besluiten overeenkomstig het
hierna volgende ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
de Jong, Secretaris.
Verzonden 4 oktober 1957,