vincie ongetwijfeld aan het verlenen van de vergunning de voorwaarde wor den verbonden, dat voor de desbetreffende bruggen geen bruggelden zouden mogen worden geheven. Hierin schuilt naar ons gevoelen dan ook wel een van de belangrijkste motieven, die voor afschaffing van bruggelden pleiten. De financiële aspecten van het vraagstuk hebben wij bij het vormen van onze hierboven uiteengezette mening niet verwaarloosd. Wij willen daar aan echter ook niet een overdreven waarde toekennen, aangezien de gemeente in geval van afschaffing der bruggelden een verlies zal lijden, dat tot ongeveer 10.000,-- beperkt blijft. Hoewel wij van oordeel zijn, dat het Rijk feitelijk ook de gemeente compensatie voor het gemis van deze opbrengsten zou moeten geven, geeft de omvang van het bedrag ons geen vrijmoedigheid hiervoor pogingen te doen. Een en ander overwegende, zijn wij tot de slotsom gekomen, dat het aanbeveling verdient de heffing van bruggeld te beëindigen. Onder overlegging van het advies van de Financiële Commissie stellen wij U voor het volgende besluit te nemen. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meulen, Burgemeester. de Jong, Secretaris. Verzonden 25 oktober 1957- ifo. 9d27. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN J Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 oktober 1957(bijlage no. 265), BESLUIT met ingang van 1 januari 1958 de heffing van bruggelden in deze gemeente te beëindigen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering Voorzitter. Secretaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1957 | | pagina 377