van het G.E.B. t.o.v. 1952 ten gevolge van de gestegen kolenprijzen worden gesteld op 12.848.890 x 1,36 cent rond 175-000,welk bedrag naar onze mening op de kleinverbruikers zal moeten worden verhaald. Wij betreuren het, dat wij genoodzaakt zijn U een voorstel tot tariefsverhoging te moeten doen,nu nog geen overeenstemming met Gedeputeerde Staten is bereikt over de stroomleveringsovereenkomstTengevolge van de langdurige onderhandelingen over deze overeenkomst bestaat er thans geen enkele zekerheid omtrent de prijs, die de gemeente na 1 januari 1955 voor de elektrische energie zal moeten betalen. Hierdoor beschikken wij niet over betrouwbare gegevens om U een inzicht te kunnen geven in het rendement van het bedrijf. Dit rendement was in de afgelopen jaren, in verhouding tot dat van elektriciteits-distributie-bedrijven in andere gemeenten - om van de stroomproduceren- de bedrijven maar niet te spreken - zeker niet ruim. De financiële positie van het bedrijf laat dan ook niet toe, alle kostprijsverhogende factoren, zoals de hogere personeels- en kapitaalslasten en de hogere kolenkosten, uit de aanvankelijk in de tarieven ingecalculeerde winstmarge te vinden. Zonder tariefsverhoging achten wij de kans zeer groot, dat de gebruikelijke winstuitkering van het bedrijf van 275.000,— aan de algemene dienst niet zal kunnen plaats vinden. In het kader van de huidige financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten is deze winstuitkering voor dekking van lasten van de gewone dienst van de gemeentebegroting onmisbaar. In afwachting van het resultaat van de besprekingen met het Provinciaal Bestuur menen wij de voorgestane tariefsverhoging voorshands te moeten beperken tot het be drag van de hogere kolenkosten, hiervoren voor het jaar 1956 becijferd op rond 175.000, Bij vergelijking :aet de tarieven van het P.E.B. blijkt, dat zelfs na de thans voorgestelde tariefsverhoging een groot gedeelte van de enkeltariefver- bruikers aanmerkelijk minder voor de elektriciteit betaalt dan bij toepassing van een soortgelijk tarief van het P.E.B. het geval zou zijn. Voorts is ons gebleken, dat een groot aantal enkeltariefverbruikers niet tot de economisch zwakkeren behoren, maar veeleer uit zuinigheidsoverwegingen met een gc-ringo lichtsterkte genoegen nemen en hierdoor op hun stroomrekening bezuinigen. Aangezien zeer waarschijnlijk de kleinver bruikerstarieven opnieuw bezien zullen moeten worden, zodra de onderhandelingen met de provincie tot een bevredigend resultaat hebben geleid, menen wij U te moeten ad viseren voorshands geen wijziging in de onderhavige verhouding van de verschillende kleinverbruikerstarieven aan te brengen. In verband hiermede zijn wij er in hot ont- werp-besluit tot wijziging van de kleinverbruikerstarieven van uitgegaan, dat alle verbruikersgroepen op het bedrag van het totale stroomverbruik een ongeveer gelijke procentuele verhoging zullen moeten betalen. Met het oog op noodzakelijke afrondingen van de kWh-prijs is het niet mogelijk de procentuele verhoging voor alle verbruikers- groepen op eenzelfde percentage aan te houden. Zoals 0 uit het hierbij gevoegde over zicht van de voorgestelde kleinverbruikerstarieven moge blijken, is de onderlinge afwijking in het percentage echter zeer gering. Op basis van de in 1956 afgeleverde hoeveelheden zal, bij aanvaarding van de nieuwe tarieven, een hogere stroomopbrengst worden verkregen van 166.740dit is dus een gemiddelde verhoging van 8,28 Ter voldoening aan het gestelde in de Beschikking prijsstop gas-, elektriciteits- en waterleiding-tarieven 1957 hebben wij, ten einde de voorgestelde verhoging tijdig te kunnen invoeren, bereids bij brief van 2 maart 1957, nr. 3311, waarvan een af schrift voor bij de stukken ter inzage is gelegd, aan het Directoraat-Generaal voor de Energievoorziening van het Ministerie van Economische Zaken verzochttoestemming te willen verlenen tot de vorenbedoelde tariefsverhoging. Onder overlegging van de adviezen van de Commissie voor de Energiebedrijven en van de financiële Commissie stellen wij 0 voor te besluiten overeenkomstig het hierbij gevoegde concept. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Heulen, Burgemeester. T. Bakker, Secretaris. Verzonden 7 maart 1957 5,-- No. 3530. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 maart 1957 (bijlage no. 45) tot verhoging van de elektriciteitstarieven in verband met de stijging van de kolenkosten; B E S L 0 I T met ingang van de verbruiksmaand april 195^ de tarieven voor de levering van elek trische energie aan kleinverbruikers als volgt vast te stellen: 1. Het enkeltarief: °>265 Per kWh 2_. Het dubbeltarief a. bij gebruik tijdens de uren van hoogtarief0,32 jb. bij gebruik tijdens de uren van laagtarief voor de eerste 100 kWh per maand: 0,17 voor de volgende kWh per maand: 0,16 _3. Het piektarief: m a. voor het totaalverbruik: 0,0^ _b. voor het oververbruik extra: 0,^5 c_. een vast bedrag per 25 Watt spertijdbelasting per jaar van Het ruimte-enkeltarief: 6,13 en een vast bedrag per eenheid per jaar van f 0,90. Het ruimtedubbeltarief a. bij gebruik tijdens de uren van hoogtarief: 0,15 _b. bij gebruik tijdens de uren van laagtarief: 0,08 c_. een vast bedrag per eenheid per jaar van f 1 ,20 (SHet ruimtetarief met een gegarandeerd .jaarverbruik van tenminste 5000 k'ih su bij gebruik tijdens de uren van hoogtarief: 0,15 b. bij gebruik tijdens de uren van laagtarief: 0,08 c_. bij gebruik tijdens de uren, dat het nachtstroom- tarief wordt toegepast: 0,0475 d. een vast bedrag per eenheid per jaar van 1 ,20 2_. Het poldertarief a_. bij gebruik tijdens de 'aren van hoogtarief: 0,46 b. bij gebruik tijdens de uren van laagtarief: voor de eerste 100 kWh per maand: 0,1o voor de volgende kWh per maand: 0,105 J3. Het nachtstroomtarief: 0,047o Het tarief voor gemeentegebouwen: 0,16 Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1957 | | pagina 60