3131
DE RAAD DER GEMEEUTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van "burgemeester en wethouders van 7 maart 1957
(bijlage no. 47);
BESLUIT:
I. met ingang van 1 april 1957 en tot wederopzegging aan het bestuur
der Vereniging tot stichting en instandhouding van scholen met de
Bijbel te Huizum ten behoeve van de school voor uitgebreid lager
onderwijs, overeenkomstig de in de dertiende titel van het derde boek
van het burgerlijk wetboek opgenomen bepalingen, in bruikleen af te
staan het houten noodschoolgebouv met vier lokalen aan de Dirk Bputs-
straat, alhier,
II. het bedrag, dat voor het jaar 1957 per leerling wordt beschikbaar ge
steld ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 55» onder f
tot en met h en p,der Lager-onderwijawet 1920 (dus zonder de kosten
van instandhouding), voor het uitgebreid lager onderwijs te bepalen
op 49,46,*
III.met wijziging van zijn besluit d.d. 20 februari 1957 no. 2545, voor
het jaar 1957 aan het bestuur der Vereniging tot stichting en instand
houding van scholen met de 3ijbel te Huizum ten behoeve van zijn school
voor uitgebreid lager onderwijs een voorschot op de vergoeding, be
doeld in artikel 101 der wet,, te verlenen van 1/4 x (80 x 53,36)
3/4 (80 x 49,46) is 4034,80.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter-
Secretaris»
Wijziging gemeentebegroting voor het dienstjaar 1956.
Bijlage no. 48. Leeuwarden, 7 maart 1957.
Aan de Gemeenteraad.
Bij wijziging no. 15 kon de gemeentebegroting voor het dienstjaar
1956 sluitend worden gemaakt' met behulp van de door de Ministers van Bin
nenlandse Zaken en van Financiën toegekende verhoging van het basisbedrag
der algemene uitkering uit het gemeentefonds van 37?70 tot 41?45 Per
inwoner. Na deze wijziging was op de post voor onvoorziene uitgaven nog
een bedrag van 28.625,-- beschikbaar voor het opvangen van eventuele te
genvallers. Van laatstgenoemd bedrag heeft bij wijzigingen nos. 16 en 17
van de begroting inmiddels een bedrag van 14*620,-- een bestemming ver
kregen, zodat nog een bedrag van 14.005?-- resteert.
Tot dusver zijn nog niet in de begroting opgenomen de hogere personeels
lasten, die voor de algemene dienst voortvloeien uit de 6$ salarisverhoging
per 1 juli 1956. Zoals wij U in ons op wijziging no. 15 van de begroting
betrekking hebbend voorstel (bijlage no. 289) mededeelden, mocht worden
verwacht, dat tegenover de hogere personeelslas ten, waarmede, naar destijds
werd aangenomen, exclusief de politie en het onderwijzend personeel bij
het lager-en het kleuteronderwijs, een bedrag van ongeveer 50*000,-- ge
moeid zou zijn, een procentuele verhoging van de algemene uitkering uit
het gemeentefonds zou kunnen worden geraamd. Inmiddels is echter gebleken,
dat het niet in het voornemen van de regering ligt, het uitkeringspercen-
tage van de algemene uitkering voor 1956 verder te verhogen. Het gevolg
hiervan is, dat de gemeentebegroting voor 1956, nadat daarin de 6$ salaris-
verhoging voor de algemene dienst zal zijn opgenomen, een nadelig saldo
zal aanwijzen. Bovendien hebben zich na het vaststellen van wijziging
no. 15 van genoemde begroting verschillende niet te voorziene tegenvallers
voorgedaan, die slechts in beperkte mate door een hogere uitkomst van an
dere posten kunnen worden opgevangen. Het resultaat van een en ander is,
dat de gemeentebegroting voor 1956? nadat deze overeenkomstig het bij de
stukken voor U ter inzage gelegde ontwerp-besluit zal zijn gewijzigd, een
tekort van I3I.46O,-- aanwijst, welk tekort slechts kan worden gedekt
door middel van een bijdrage uit de algemene reserve. Aangezien een groot
aantal posten nog niet kan worden afgesloten, o.m. doordat nog verschil
lende afrekeningen moeten worden ontvangen, is het thans nog niet mogelijk
exacte cijfers over het resultaat van de dienst 1956 te verstrekken. Het
zojuist genoemde tekort van 131*460,-- wordt dan ook, bij gebrek aan
meer concrete gegevens, onder voorbehoud geraamd. Wij menen echter, dat-
het in verband met de niet voorziene verslechtering van de financiële po
sitie niet gewenst is, met het aanpassen van de begroting te wachten, tot
dat nauwkeuriger cijfers beschikbaar zijn.
Met betrekking tot de in de ter inzage gelegde begrotingswijziging
geraamde posten delen wij U nog het volgende mede.
1Personeelslasten
Aan de hand van de werkelijke personeelsuitgaven over 1956 hebben wij
een nieuwe raming van de totale personeelslasten laten samenstellen. Daar
bij is rekening gehouden met de 6^0 salarisverhoging met ingang van 1 juli
1956 en met de in de loop van 1956 opgetreden wijzigingen in de personeels
formatie enz. Uiteindelijk blijkt, dat in totaal wegens salarissen en lo
nen rond 220.000,-- meer moet worden uitgetrokken, terwijl de kosten van
sociale voorzieningen rond 20.000,-- hoger moeten worden geraamd.
Voorshands worden de hogere salarislasten geraamd op een speciale post op
hoofdstuk XIII 1 van de gewone dienst. Bij de z.g. eindwijziging van de
begroting zal het op deze post geraamde bedrag van 240.000,-- over de
functionele posten worden omgeslagen. "In"