Aankoop molen aan het Kalverdijkje
Bijlage no. 61.
Leeuwarden, 17 maart 1958
Aan de Gemeenteraad.
Teneinde de hoogte van het water in de Camminghabuursterpolder op het
vereiste ^>eil te kunnen houden, hebben de ingelanden van deze polder in
het jaar 1849 een windmolen opgericht aan en ten oosten van het Kalverdijkje
alhier.
Deze molen, een z.g.n. bovenkruier, is gedurende lange tijd één der
fraaiste exemplaren geweest van de in het Friese polderland nog aanwezige
watermolens
Niettegenstaande het feit, dat destijds van verschillende zijden is
getracht zulks te voorkomen, hebben de ingelanden omstreeks 1940 besloten
de windmolen buiten werking te stellen en deze ter verkrijging van meerdere
bedrijfszekerheid te vervangen door een mechanische, i.e. een elektrische
bemalingsinstallatie. Deze installatie werd ondergebracht in een stenen
gebouwtje, dat in de bestaande molen werd gemetseld en wel zodanig, dat
het gebouwtje bij het verdwijnen van de molen als zelfstandig pompgemaal
kan blijven dienen. De windmolen heeft daarna als zodanig geen dienst meer
gedaan, hetgeen tot gevolg heeft gehad, dat de gezamenlijke eigenaren wei
nig of geen belang meer hebben bij het in stand houden van de windmolen en
derhalve het onderhoud verwaarlozen. Vooral gedurende de laatste jaren is
de onderhoudstoestand zeer verminderd.
Wij betreuren deze gang van zaken ten zeerste, aangezien deze oude
molen, die een zekere bekoring geeft aan het Kalverdijkje met omgeving,
naar onze mening in dat landschap node kan worden gemist. Uit een oogpunt
van landschapsschoon dient aan het behoud van deze molen een grote waarde
te worden gehecht. Daarom hebben wij pogingen in het werk gesteld gelden
bijeen te brengen voor het verrichten van de noodzakelijk geachte herstel
werkzaamheden aan deze molen. Een door de vereniging "De Hollandse Molen"
(vereniging tot behoud van molens in Nederland) gevestigd te Amsterdam,
ingesteld onderzoek heeft uitgewezen, dat de restauratiekosten dienen te
worden geraamd op 5«330,--. Een verzoek om een bijdrage in deze kosten
te verlenen hebben wij gericht aan enkele instellingen, waarvan landerijen
in de bovengenoemde polder zijn gelegen, aan de vereniging "De Hollandse
Molen", aan Gedeputeerde Staten van Friesland en aan de Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen. Wij kunnen U mededelen, dat reeds van
enige zijden een subsidie is toegezegd. Ook het college van Gedeputeerde
Staten van Friesland is bereid een subsidie te verlenen, echter onder
voorwaarde, dat het onderhoud van de molen nadat deze is gerestaureerd,
voldoende verzekerd zal zijn. In verband met die voorwaarde hebben wij
overeenkomstig de suggesties van Gedeputeerde Staten en de vereniging
"De Hollandse Molen" getracht de eigendom van de molen op aannemelijke
voorwaarden te verwerven.
Het resultaat van de daaromtrent gevoerde onderhandelingen is, dat de
ingelanden zich bereid hebben verklaard het betreffende perceel (groot
340 m2) met de daarop staande molen, doch met uitzondering van de in de
molen aangebrachte elektrische bemalingsinstallatie met toebehoren, voor
in totaal 5>-- aan de gemeente in eigendom over te dragen. Uiteraard
dient de overdracht te geschieden onder de bepaling, dat de ingelanden van
de polder het recht verkrijgen de installatie in de molen te hebben, te
bedienen, te onderhouden enz., hetgeen kan worden geregeld door aan de in
gelanden het recht van opstal te verlenen voor het hebben van een stenen
hokje met de bemalingsinstallatie in de molen. De eigenaren hebben
overigens nog enkele voorwaarden aan de overdracht verbonden, welke van
minder belang zijn. Deze voor de gemeente aanvaardbare voorwaarden zijn
opgenomen in het hierbij gevoegde ontwerp-raadsbesluitWij mogen U kort
heidshalve naar dit ontwerp verwijzen.
"Op"