Verplegend personeel
De salarisschalen van hut verplegend personeel -verpleegster, eerste
verpleegster en hoofdverpleegster- worden elk verlengd met een periodieke
verhoging van 15,--, exclusief 6# .n 5.6%.
De verpleegsters ontvangen per 1 april 1958 een extra salarisanci'énni-
teit van eén jaar. Zij, die op die datum op het maximum stonden, krijgen het
nieuwe maximum. Stonden zij op die datum op het oude maximum, dan ontvangen
zij het nieuwe maximum.
De eerste verpleegsters en de hoofdverpleegsters ontvangen het nieuwe
maximum slechts per 1 april 1958, als zij op dat tijdstip gedurende oen jaar
of langer op het oude maximum hebben gestaan.
De salarisrogeling van de leerling-verpleegster ondergaat geen wijziging.
Mot betrekking tot d. uitwerking van de salarismaatregelen gelden dc
volgende richtlijnen.
Huwelijkstoelage
Daar de algemene grens voor de som van wedde en huwelijkstoelage niet
wordt verhoogd, zouden de maatregelen in bepaalde gevallen moeten leiden tot
vervroegd inlopen van dc huwelijkstoelagoTeneinde echter ook de desbetref
fende ambtenaren onmiddellijk profijt van dc salarismaatregelen te doen trok
ken, zal voor hen, die als gevolg van dc maatregcle-n vóór 1 april 1959 hun
huwclijkstoelage geheel of gedeeltelijk zouden mouten inlopen, in afwijking
van cle normale grens van 3^7,-- een plafond worden aangehouden van 362,67
tot het tijdstip waarop dc wedde dit bedrag overschrijdt.
Bovorderingsbeschikkingen
In bepaalde gevallen, waarin door de salarismaatregelen ten opzichte van
kort geleden bevorderde ambtenaren een onjuiste verhouding is ontstaan, kan
door extra anciënniteit worden voorzien.
Gelijk bekend, zijn voor de personeelsgroep referendaris en hogere rangen
van rijkswege maatregelen getroffen, welke voornamelijk bestonden in ec-n ver
hoging van het minimum cn van het maximum van de desbetreffende salarisschalen
onder gelijktijdige vermeerdering van het aantal periodieke verhogingen, terwijl
de looptijd in de meeste gevallen werd verlengd.
Deze aangelegenheid werd reeds eerder bij Uw raad aanhangig gemaakt, die
daarop hot desbetreffend voorstel heeft verworpen. In de daaraan voorafgegane
vergadering van de commissie voor georganiseerd overleg heeft de meerderheid van
de personeelsorganisaties gemeend tegen de doorvoering van doze maatregel te
moeten stemmen, omdat geen voldoende zekerheid werd verkregen, dat ten aanzien
van de groep personeelsleden, welke niet onder de voorgestelde voorziening wer
den begrepen, maatregelen ter verbetering zouden worden getroffen.
In verband met de boven onder 1 en 2 genoemde maatregelen hebben wij thans
gemeend het destijds gedane voorstel nu tezamen met dc sub 1 en 2 bedoelde voor
stellen, opnieuw aan de commissie voor georganiseerd overleg te moeten voorleg
gen. Daarbij bleek, dat de commissie met de inhoud dor te treffen voorzieningen,
ook ten aanzien van de hogere ambtenaren, akkoord kan gaan, doch ten aanzien
van de datum van ingang niet tot een eensluidend advies kon komen. Met betrek
king tot dit laatste heeft de meerderheid van personeelsorganisaties gemeend
te moeten adviseren voor alle drie onderdelen van het voorstel eenzelfde ingangs
datum te moeten aanhouden, welke zij gaaWle zo vroeg mogelijk zag gesteld. Dit
zal echter niet vroeger kunnen worden dan 1 april 1958.
De afzonderlijke ingangsdatum van 1 september 1956 voor de hogere ambtenaren
wijst zij dus af.
Tot dit standpunt is bedoelde meerderheid gekomen, omdat zij hier een samen
hangend complex van maatregelen ziet en zij daarbij rekening moet houden met het
standpunt, dat de commissie bij de vorige behandeling van de onderhavige aangele
genheid heeft ingenomen en met het daarop gevallen raadsbesluit.
Dc meerderheid van ons college stolt zich, zoals ook uit het prc-advies van
13 september 1957 en uit de daarop gevolgde discussie in Uw raad blijkt, nog
onverkort op het standpunt, dat, waar onze gemeente sinds jaren de voor het
rijkspersoneel getroffen maatregelen pleegt te volgen, de onderhavige maatregelen
ook voor wat betreft de ingangsdata behoren te worden gevolgd on dat onze gemeen
te daarop incidenteel geen uitzondering behoort te maken.
"Hier"
Hier komt bij, dat de ontwikkeling sinds het pro-advies van 13 september 1957
zodanig is, dat de maatregelen ten aanzien van de z.g. hogere ambtenaren ook
voor wat betreft de ingangsdatum zijn gerealiseerd ten aanzien van het rijks
personeel, het provinciaal personeel, het personeel van de grootste gemeenten
en het personeel van verreweg het grootste aantal van dc overige gemeenten.
Gezien in dit totale beeld zou een discriminatie niet op haar plaats zijn. In
dien men zich beperkt tot de gemeente zelf, dan moet in de overweging worden
betrokken, dat de bedoelde maatregelen zijn gerealiseerd ten aanzien van de
voorzitter van ons college, de secretaris, de ontvanger en het onderwijzend-,
politie- en noodwachtpersoneelWaar het thans nog om een klein groepje perso
neel gaat, zou een discriminatie tot een niet aanvaardbare onbillijkheid leiden
Een lid van ons college stelt zich op het standpunt, dat de in ons voor
stel bedoelde salarismaatregelen op eenzelfde datum moeten ingaan hetgeen in
do gegeven omstandigheden betekent 1 april 1958.
Wij geven U op grond van het bovenstaande in overweging te besluiten con
form de hierbij voorgelegde ontwerp besluiten, met dien verstande, dat een lid
van ons college voorstelt op oen onderdeel te handelen, zoals hij in het voren
staande heeft aangeduid.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
de Jong, Secretaris.
Verzonden 18 Juni 1958.